Werkwoordspelling 2

Doelen
  • Je weet welke stappen je moet zetten om een werkwoord goed te spellen.
  • Je kunt goed werken met het stappenplan op het werkwoordschema
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Doelen
  • Je weet welke stappen je moet zetten om een werkwoord goed te spellen.
  • Je kunt goed werken met het stappenplan op het werkwoordschema

Slide 1 - Tekstslide

Hoef je niet mee te doen?
  • Werk aan je boekopdracht óf
  • Maak op diataal.nl een tekst op jouw niveau
  • De inloggegevens voor DiaTaal staan in jouw e-mailprgramma! Je hebt deze begin van het jaar gekregen.

Slide 2 - Tekstslide

Lastige werkwoorden

  • Engelse werkwoorden (dat komt later)
  • Verleden tijd 
  • Werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
  • Voltooid deelwoord

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
Hij heeft mij nooit............(geloven).
A
Gelooft
B
geloofd

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de functie van het werkwoord?
Hij ..................(antwoorden) mij steeds niet.
A
voltooid deelwoord
B
persoonsvorm
C
infinitief
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Quizvraag

Gisteren (antwoorden)...........hij mij steeds niet.
A
antwoorde
B
antwoordde

Slide 6 - Quizvraag

Wij hebben echt genoten van de barbecue maar dat ..........(verbranden) vlees vond ik echt walgelijk.

Slide 7 - Open vraag

Hij is vorige week (verhuizen)
A
verhuisd
B
verhuist

Slide 8 - Quizvraag

Aan de slag
  • Maak werkblad 1 uit je werkboekje dat in de bronnen (It's Learning) staat. 
  • Kijk het daarna samen na met een andere kleur. De antwoorden staan achterin het boekje. Overleg samen wat je niet begrijpt.
  • Schrijf achter élke fout wat voor werkwoordsvorm het was (pvtt, pvvt, bvnw, vd,).
  • Daarna bespreken we dit klassikaal.
  • Klaar? Zoek op Cambiumned.nl een goede oefening uit en maak deze.

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk
Maak 20 zinnen op gespeld.nl 
Noteer in deze LessonUp op het laatste blad welke fouten je vooral maakt.

Slide 10 - Tekstslide

Bij welke werkwoordsvorm maak jij de meeste fouten? pvtt, pvvt, vd, inf, bijvnw?

Slide 11 - Open vraag