De Vergrotende en overtreffende trap: Overtref jezelf!

De Vergrotende en overtreffende trap: Overtref jezelf!
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De Vergrotende en overtreffende trap: Overtref jezelf!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je de vergrotende en overtreffende trap toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het doel van de les aan het begin van de presentatie.
Wat zijn de vergrotende en overtreffende trap?
De vergrotende trap gebruik je als je twee dingen of personen met elkaar vergelijkt. De overtreffende trap gebruik je als je drie of meer dingen of personen met elkaar vergelijkt.

Slide 3 - Tekstslide

Leg kort uit wat de vergrotende en overtreffende trap zijn en hoe ze worden gebruikt.
De vergrotende trap
De vergrotende trap maak je door 'meer' voor het bijvoeglijk naamwoord te zetten. Bijvoorbeeld: 'Deze auto is groter dan die auto.'

Slide 4 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van de vergrotende trap en laat de leerlingen zelf ook voorbeelden verzinnen.
De overtreffende trap
De overtreffende trap maak je door 'meest' voor het bijvoeglijk naamwoord te zetten. Bijvoorbeeld: 'Dit is het mooiste schilderij van allemaal.'

Slide 5 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van de overtreffende trap en laat de leerlingen zelf ook voorbeelden verzinnen.
Uitzonderingen
Sommige bijvoeglijk naamwoorden hebben een onregelmatige vorm in de vergrotende en overtreffende trap, zoals 'goed-beter-best' en 'veel-meer-meest'.

Slide 6 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van deze onregelmatige vormen en oefen deze met de leerlingen.
Oefenen
Laten we oefenen met de vergrotende en overtreffende trap! Maak de zinnen af: Deze ijsjes zijn ____ dan die ijsjes. Dit is het ____ schilderij van het museum.

Slide 7 - Tekstslide

Laat de leerlingen de zinnen afmaken en bespreek de antwoorden samen.
Toepassen
Nu gaan we de vergrotende en overtreffende trap toepassen in een oefening. Maak de opdrachten op het werkblad.

Slide 8 - Tekstslide

Geef de leerlingen een werkblad met opdrachten waarin ze de vergrotende en overtreffende trap moeten toepassen.
Samenvatting
We hebben vandaag geleerd wat de vergrotende en overtreffende trap zijn en hoe je ze kunt gebruiken. Vergeet niet te oefenen!

Slide 9 - Tekstslide

Vat de belangrijkste punten van de les samen en geef de leerlingen de opdracht om thuis te oefenen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 10 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.