In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
SO H7
Slide 1 - Tekstslide
De Kinkerbuurt is gebouwd rond
A
1700
B
1800
C
1900
D
2000
Slide 2 - Quizvraag
Oude woonwijken zijn:
A
Wijken rondom de binnenstad
B
Wijken buiten de ringweg
C
Wijken in de binnenstad
Slide 3 - Quizvraag
Huishoudens
Herkomst
Leeftijd
Slide 4 - Sleepvraag
Op welke 2 manieren groeit een bevolking?
A
geboortecijfer-sterftecijfer
B
immigratie- emigratie
C
natuurlijke bevolkingsgroei + sterftecijfer
D
natuurlijke bevolkingsgroei + migratie
Slide 5 - Quizvraag
Een stad heeft 5000 inwoners. In een jaar komen er 300 mensen bij door geboorte en overlijden er 400 mensen.
Hoeveel mensen wonen er na een jaar in de stad?
Slide 6 - Open vraag
De woningdichtheid geeft het aantal woningen per vierkante kilometer aan. Is er in de Kinkerbuurt sprake van een hoge of lage woningdichtheid?
A
hoge woningdichtheid
B
lage woningdichtheid
Slide 7 - Quizvraag
Waarom was er veel renovatie in de Kinkerbuurt?
A
Er was veel geld
B
Er was veel vraag naar huizen
C
Veel huizen waren in slechte staat
D
Veel huizen waren erg mooi
Slide 8 - Quizvraag
Wat is renovatie?
Slide 9 - Open vraag
Bij iemand met een migratieachtergrond...
A
zijn beide ouders in het buitenland geboren
B
is minstens één ouder in het buitenland geboren
C
zijn beide ouders in Nederland geboren
Slide 10 - Quizvraag
De Kinkerbuurt heeft een multiculturele samenleving
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Schaalniveau:
A
Mondiaal
B
continentaal
C
regionaal
D
lokaal
Slide 12 - Quizvraag
Wanneer je van lokaal schaalniveau naar mondiaal schaalniveau gaat ben je aan het ..........
A
Uitzoomen
B
Inzoomen
Slide 13 - Quizvraag
Schaalniveau:
A
Continentaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Lokaal
Slide 14 - Quizvraag
Schaalniveau?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Mondiaal
D
Continentaal
Slide 15 - Quizvraag
Je eigen omgeving
Wat is je eigen omgeving? Tekening maken:
Wijk
Buurt
voorzieningen
Slide 16 - Tekstslide
Voorziening in de stad
Voorziening op het platteland
Slide 17 - Sleepvraag
Kleine nederzetting
Dicht op elkaar
Tienduizenden inwoners
Hoogbouw
Laagbouw
Grote nederzetting
paar duizend inwoners
veel voorzieningen
weinig voorzieningen
verder uit elkaar
Slide 18 - Sleepvraag
Op de foto zie je een .... De huizen op foto zijn een voorbeeld van...
A
eensgezinswoning/laagbouw
B
eensgezinswoning/hoogbouw
C
meergezinswoning/laagbouw
D
meergezinswoning/hoogbouw
Slide 19 - Quizvraag
Iemand doet twee uitspraken: I In nieuwbouwwijken wordt tegenwoordig meer laagbouw dan hoogbouw gebouwd. II Vooral rijke mensen wonen het liefst in wijken met veel hoogbouw.
A
I en II zijn beide goed
B
I en II zijn beide fout.
C
I is goed en II is fout.
D
I is fout en II is goed.
Slide 20 - Quizvraag
A
Hoogbouw
B
Laagbouw
Slide 21 - Quizvraag
A
Hoogbouw
B
Laagbouw
Slide 22 - Quizvraag
Op de foto zie je een .... De huizen op foto zijn een voorbeeld van...
A
eensgezinswoning/laagbouw
B
eensgezinswoning/hoogbouw
C
meergezinswoning/laagbouw
D
meergezinswoning/hoogbouw
Slide 23 - Quizvraag
De Kinkerbuurt heeft een multiculturele samenleving
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Welk kenmerk hoort niet bij de oude Kinkerbuurt?
A
Hoge woningdichtheid.
B
Weinig tuinen, pleintjes of parken.
C
Smalle straten met weinig zonlicht.
D
Grachten met zeventiende-eeuwse huizen.
Slide 25 - Quizvraag
Beoordeel de volgende stellingen. Welk antwoord is juist?
I Met de opbouw van de stad bedoelt men hoe hoog de gebouwen in de stad zijn.
II In de wijken uit de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw staan veel flats.
A
I is juist.
B
II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.
Slide 26 - Quizvraag
Een verschil tussen de opbouw van een Amerikaanse stad en een Europese stad is dat Europese steden ...
A
geen suburbs hebben.
B
geen CBD hebben.
C
vaak een historisch centrum hebben.
D
vaak de vorm van een koloniale dubbelstad hebben.
Slide 27 - Quizvraag
Welk begrip past het beste bij de volgende situatie: een stel koopt een oud huis in de stad en besluit dat huis op te knappen: dubbel glas, nieuwe badkamer en de elektriciteit wordt vernieuwd.
A
stedelijke vernieuwing
B
renovatie
C
restauratie
D
sloop en nieuwbouw
Slide 28 - Quizvraag
woningen slopen en nieuwbouwen heet...
A
sanering
B
ontwikkeling
C
renovatie
D
stadsvernieuwing
Slide 29 - Quizvraag
Wat kan er gedaan worden om een achterstandswijk te verbeteren?
A
Sloop en nieuwbouw
B
Renovatie
C
Sanering
Slide 30 - Quizvraag
Wat is geen voorbeeld van sanering?
A
Sloop en nieuwbouw
B
Renovatie
C
Bouwen van een buurtcentrum
Slide 31 - Quizvraag
Stad of platteland?
Slide 32 - Tekstslide
Het dorp Beesd
- Platteland
- Landelijk gebied
- sindskort recreatie
Slide 33 - Tekstslide
Het dorp Beesd
Een klein dorp met 3000 inwoners.
Het ligt niet zover bij Utrecht vandaan.
Vroeger: Boeren en landbouw
Nu: Weinig boeren, veel mensen die in de stad werken.
Het ligt op het platteland. Wat zijn kenmerken van het platteland?
Slide 34 - Tekstslide
Urbanisatiegraad
Het percentage (%) stedelingen in een land noem je urbanisatiegraad.
De snelheid waarmee de urbanisatiegraad toeneemt, noem je urbanisatietempo
Slide 35 - Tekstslide
Urbanisatie en suburbanisatie
Voor 1960: vooral urbanisatie
Na 1960: suburbanisatie
Slide 36 - Tekstslide
urbanisatie - suburbanisatie- re urbanisatie
Slide 37 - Tekstslide
Urbanisatie is....
A
De trek van de stad naar het platteland
B
De trek van de plattestad naar het land
C
De trek van het platteland naar de stad
D
De verhuizing van de mensen
Slide 38 - Quizvraag
Stad
Agglomeratie
Stedelijk gebied
Suburbanisatie
Slide 39 - Sleepvraag
Even herhalen .... Maak de juiste combinaties:
In rijke landen groeien steden niet zo snel meer.
Mensen verhuizen naar de stad, bijvoorbeeld omdat er geen werk meer is op het platteland.
Het % mensen dat in steden woont.
Urbanisatie
Verstedelijkingsgraad
Verstedelijkingstempo
Slide 40 - Sleepvraag
Verstedelijking van landelijk gebied door migratie vanuit de stad.
Als bevolking van stad weer toeneemt, naar vele jaren van bevolkingsafname.
Stijging van het aantal mensen dat in de stad woont, ook wel verstedelijking.