Voorzetselvoorwerp

10 min lezen
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

10 min lezen

Slide 1 - Tekstslide

Planning van vandaag

- Herhaling zinsdelen
- Uitleg voorzetselvoorwerp
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het lv in de volgende zin:
Wij hebben ons uitgesloofd.
A
geen lv
B
wij
C
ons
D
uitgesloofd

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het lv in deze zin:
Ik heb me verbaasd!
A
geen lv
B
ik
C
heb
D
me

Slide 4 - Quizvraag

Voorzetselvoorwerp
Een zinsdeel dat voorkomt bij werkwoorden die bijna altijd hetzelfde voorzetsel bij zich hebben. Werkwoorden zoals: rekenen op, verlangen naar, twijfelen aan.



Het voorzetselvoorwerp is het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel.
 Bv. De leerling bedankt zijn meester voor het leuke schooljaar
  wg = bedankt, vv= voor het leuke schooljaar



Slide 5 - Tekstslide

Wat is het voorzetselvoorwerp in deze zin:
Tessa kijkt uit naar haar schoolreisje.
A
naar
B
kijkt uit naar
C
uit naar haar schoolreisje
D
naar haar schoolreisje

Slide 6 - Quizvraag

Hoe vind ik het voorzetselvoorwerp?
Eerst noteer je de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde en zo mogelijk het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.

Daarna kijk je of er een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord (ng) is met vast voorzetsel

Ten slotte: het zinsdeel met het vaste voorzetsel is het voorzetselvoorwerp.

Let op: het voorzetselvoorwerp kan je vaak vervangen door ‘er+ voorzetsel’. Bij een bijwoordelijke bepaling kan dat niet.
  Bv. Hij rekent op ontslag, hij rekent erop dat hij wordt ontslagen.


Slide 7 - Tekstslide

Wat kan een voorzetselvoorwerp zijn?
A
Hielke fietst
B
lopen naar
C
voor de zieken
D
onder

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het voorzetselvoorwerp in deze zin:
Sonja verlangt naar een kop thee
A
verlangt
B
verlangt naar
C
een kop thee
D
naar een kop thee

Slide 9 - Quizvraag

Aan de slag
Huiswerk:
Cursus 5 grammatica
§5 voorzetselvoorwerp
Maken opdracht 1, 4 en 5

Online of op blz. 214, 215

Slide 10 - Tekstslide