Herhalen 2.3

• economie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 4

2.3  Wat voor inkomen heb je?

Economie B4 

Niet iedereen verdient evenveel. Noem drie oorzaken voor inkomensverschillen.

Wat is geen vorm van inkomen?

1. inkomen uit arbeid
2. inkomen uit bezit
3. incidentele inkomen
4. inkomen uit overdracht

Rente is een voorbeeld van.....

1. Inkomen uit arbeid
2. Inkomen uit bezit
3. Inkomen uit overdracht

Vakantiegeld is een voorbeeld van.....

1. Inkomen uit arbeid
2. Inkomen uit bezit
3. Inkomen uit overdracht

Zorgtoeslag is een voorbeeld van.....

1. Inkomen uit arbeid
2. Inkomen uit bezit
3. Inkomen uit overdracht

Loon in natura is een voorbeeld van.....

1. Inkomen uit arbeid
2. Inkomen uit bezit
3. Inkomen uit overdracht

Huurinkomsten als je een woning verhuurt is een voorbeeld van.....

1. Inkomen uit arbeid
2. Inkomen uit bezit
3. Inkomen uit overdracht

Je uitgaven kun je in drie groepen verdelen. 1. Dagelijkse huishoudelijke uitgaven. Wat zijn de andere twee uitgaven?

huur of hypotheek =

1. dagelijkse huishoudelijke uitgaven
2. vaste lasten
3. incidentele uitgaven

uitgaven voor boodschappen =

1. dagelijkse huishoudelijke uitgaven
2. vaste lasten
3. incidentele uitgaven

fitness abonnement =

1. dagelijkse huishoudelijke uitgaven
2. vaste lasten
3. incidentele uitgaven

vakantie =

1. dagelijkse huishoudelijke uitgaven
2. vaste lasten
3. incidentele uitgaven

persoonlijke verzorging =

1. dagelijkse huishoudelijke uitgaven
2. vaste lasten
3. incidentele uitgaven

Je krijgt €145 zakgeld per maand. Hoeveel is dit per week?

Aan de slag.....

HUISWERK nakijken.

Blz. 51 t/m 53