Herhaling hst. 10 intertemporele ruil, de collectieve sector

Herhaling hst. 10 intertemporele ruil, de collectieve sector
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling hst. 10 intertemporele ruil, de collectieve sector

Slide 1 - Tekstslide

Overzicht hst. 10
  • De collectieve sector: indeling
  • Inkomsten van de collectieve sector (inkomstenbelasting!!)
  • Uitgaven van de collectieve sector
  • EMU-saldo en schuld (berekenen!)

Slide 2 - Tekstslide

Welke uitspraak is niet waar?
A
Staatsbosbeheer hoort bij de collectieve sector
B
De BTW geeft inkomsten aan de collectieve sector
C
Een ziekenhuis hoort bij de collectieve sector
D
De overheid bestaat uit het rijk en lagere overheden

Slide 3 - Quizvraag

Ecoland ontvangt €50 mjd aan directe belastingen, € 40 mjd aan indirecte belastingen er wordt €70 mjd aan sociale premies betaald. Wat is de collectieve lastendruk?
A
€160 miljard
B
€90 miljard
C
56,25%
D
Dit kun je niet weten

Slide 4 - Quizvraag

Wat zit er niet in box 1 van de inkomstenbelasting?
A
Inkomen uit loondienst
B
Inkomen uit een eenmanszaak
C
Inkomen uit spaargeld
D
Inkomen uit een eigen woning

Slide 5 - Quizvraag

Wat zit er in box 2?
A
spaargeld
B
maatschappelijke beleggingen
C
aandelen van min. 5% van een onderneming
D
de tweede baby

Slide 6 - Quizvraag

Inkomstenbelasting
Box 1: inkomsten (uit loondienst, ZZP, eenmanszaak...) en eigenwoningforfait
Box 2: beleggingen uit 5+% van een onderneming
Box 3: vermogen uit spaargeld en beleggingen 

Slide 7 - Tekstslide

Gemiddelde belastingdruk: te betalen inkomstenbelasting / brutoloon x 100
Marginale belastingdruk: percentage belasting op laatst verdiende euro (bijv. 49,5 % in tweede schijf)

Slide 8 - Tekstslide

Als we voor het hele inkomen in box 1 één belastingschijf zouden hebben, zou dat...
A
denivellerend werken
B
een hoger marginaal belastingtarief geven
C
gunstig zijn voor lagere inkomens
D
het draagvlakbeginsel in de praktijk brengen

Slide 9 - Quizvraag

Beginselen belasting
Draagkrachtbeginsel: de sterkste schouders...
Profijtbeginsel: bijv. wegenbelasting
Solidariteitsbeginsel: bijv. bijstandsuitkering

Slide 10 - Tekstslide

Wat is waar?
A
In 1910 was de collectieve belastingdruk lager dan in 2010.
B
Een uitkering is een overheidsbesteding
C
Onderwijs en defensie zijn de grootste uitgavenposten van de rijksoverheid
D
collectieve uitgavenquote = overheidsbestedingen / overdrachtsuitgaven

Slide 11 - Quizvraag

Collectievelastendruk
Uitgaven collectieve sector / BBP x 100

Slide 12 - Tekstslide

Wat is waar?
A
De EMU-schuldquote mag niet hoger zijn dan 3% van het BBP
B
Het EMU-tekort mag niet groter zijn dan 60% van het BBP
C
Een begrotingstekort is altijd een probleem
D
De rente op staatsobligaties kan negatief zijn

Slide 13 - Quizvraag

EMU
EMU-tekort: 3% BBP
EMU-schuld: 60% BBP
Uitleggen waarom een tekort wel/geen probleem is

Slide 14 - Tekstslide

Uitleg obligaties
  • De overheid ontvangt geld en geeft daarvoor een belofte uit, bijv: €500 over 4 jaar terugbetalen tegen 3% rente
  • Soms zijn staatsobligaties erg populair (in onzekere tijden)
  • Dan ontvang de overheid misschien €505 voor een obligatie van €500

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag
Corné betaalt inkomstenbelasting 
10.21
Klaar? Gemaakte opdrachten (opnieuw) maken en nakijken
hst. 9: 1, 3, 4, 8, 12, 14, 15, 16, 21, 22, 24, 26
hst. 10: 2, 5, 8, 9, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 21

Slide 16 - Tekstslide