Alle stoffen bestaan uit moleculen en over die moleculen zijn een aantal dingen bekend.
De moleculen veranderen niet.
De moleculen bewegen altijd.
De moleculen trekken elkaar aan.
Slide 3 - Tekstslide
Luchtdruk
Hoe hard botsen de luchtmoleculen.
Luchtdruk kan je veranderen door:
- temperatuur veranderen:
moleculen bewegen harder en botsen harder
- hoogte veranderen: hoe hoger, hoe minder moleculen er zijn om te botsen.
Slide 4 - Tekstslide
Luchtdruk en het weer
Hoge druk = mooi weer
Lage druk = slecht weer
Gemiddeld schommelt de luchtdruk tussen 940 tot 1060 bar.
Slide 5 - Tekstslide
Overdruk en onderdruk
De druk meet je in bar of pascal
1 mbar = 100 Pa
Luchtdruk meet je met een barometer.
Gasdruk meet je met een manometer
(je meet het VERSCHIL met de gewone luchtdruk).
Absolute druk = luchtdruk + overdruk
Slide 6 - Tekstslide
De vloeistofthermometer ijken
Slide 7 - Tekstslide
Bimetaal thermometer
Slide 8 - Tekstslide
Absolute nulpunt & kelvin
Kelvin --> Celsius -273
Celsius --> Kelvin +273
Slide 9 - Tekstslide
Mooiweerwolken en buienwolken
Hete luchtbellen stijgen op en koelen daardoor af. Op het moment dat de temperatuur laag genoeg is, condenseert de waterdamp en ontstaat een wolk.
Klein temperatuursverschil → bellen stijgen langzaam en zakken weer
→ mooiweerwolk
Groot temperatuursverschil → bellen stijgen snel en hoog
waardoor water bevriest → buienwolk
Slide 10 - Tekstslide
Onweer
Door wrijving van hete en koudere lucht krijgen wolken een lading. Op het moment dat de lading groot genoeg is ontlaad de wolk naar de aarde als bliksem.