GGZ - psychofarmaca

GGZ - BOL leerjaar 2
(week 3 en 4)
psychofarmaca
andere behandelmethoden
schizofrenie
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

GGZ - BOL leerjaar 2
(week 3 en 4)
psychofarmaca
andere behandelmethoden
schizofrenie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functies zenuwweefsel:

  • registreren van prikkels
  • verwerken van prikkels
  • reageren op prikkels
  • psychische functies
  • coördineren functies
  • reguleren organen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwstelsel
Hersenen
Ruggenmerg
Centraal zenuwstelsel
Zenuwstelsel
Perifeer zenuwstelsel

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwstelsel
Centraal zenuwstelsel
Perifeer zenuwstelsel
Autonoom zenuwstelsel
Somatisch zenuwstelsel
Sympathisch zenuwstelsel
Parasympathisch zenuwstelsel

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

de sympathicus --> zorgt dat het lichaam energie kan vrijgeven
De sympathicus stelt ons in staat om te overleven in levensbedreigende situaties, te vechten, te vluchten en te presteren. De stof die hier bij hoort, is adrenaline en het sleutelwoord is: ACTIE In deze fase stijgen je hartslag, bloeddruk en ademsnelheid. In deze stand verbruikt je lichaam energie.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 de parasympathicus --> zorgt dat het lichaam energie kan opnemen
De parasympathicus is de tegenhanger van de sympathicus, en is verantwoordelijk voor herstel, reparatie, opbouw en rust. Als de parasympathicus actief is, dalen je hartslag en bloeddruk, krijgen je spieren en organen voldoende bloed en zuurstof. Dit deel van het zenuwstelsel zorgt voor regeneratie, lichamelijke ontspanning, reparatieprocessen. Het sleutelwoord voor de parasympaticus is: HERSTEL

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een zenuwcel = een neuron
Zenuwcellen zijn belangrijke informatie- en signaalverwerkers van het lichaam. Een specifiek kenmerk van zenuwcellen is dat ze prikkelbaar zijn; daarbij kunnen ze signalen ontvangen en doorgeven zonder verlies van signaalsterkte. In de hersenen bevinden zich circuits van zenuwcellen die een groot aantal lichaamsfuncties regelen en ook verantwoordelijk zijn voor het menselijk denkvermogen. (bron: good old Wikipedia!)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwcel of neuron
1
2
3
4
5
Dendriet
Cellichaam
Axon
Myelineschede
Synaps

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Synaps
Axon
Myeline
Dendriet
Neuron
Neurotransmitter
Zenuwcel
Zenuwuitloper die prikkels opvangt
Isolatielaag
Chemische boodschapperstof
ruimte voor prikkeloverdracht tussen 2 neuronen
Zenuwuitloper die prikkels geleidt en doorgeeft dmv afgifte neurotransmitters

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prikkels worden van de ene zenuw doorgegeven aan de andere door...
A
elektrische signalen
B
chemische signalen
C
hormonen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A = axon
B = dendriet

Welk nummer wijst de synaps aan?
A
nummer 2
B
nummer 3
C
nummer 4
D
nummer 5

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

een dendriet kan een neurotransmitters afgeven in de synaptische spleet
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar worden blaasjes met neurotransmitters opgeslagen?
A
In cellichaam neuron
B
In axon
C
In dendrieten
D
In synapsspleet

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


noem 3 bekende neurotransmitters

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is in z'n algemeenheid de werking van psychofarmaca?
A
ze veranderen de structuur van de zenuwcellen
B
ze grijpen in op het effect van neurotransmitters
C
ze veranderen de bloedtoevoer naar de hersenen
D
ze hebben een kalmerend effect

Slide 21 - Quizvraag

Antwoord D is niet helemaal fout maar... het antwoord is eigenlijk te beperkt want niet alle psychofarmaca werken kalmerend!
Welke groep psychofarmaca heeft welke werking?
anxiolytica
antipsychotica

sedativa
medicatie die een psychose (wanen en hallucinaties) tegengaan
bewustzijnsverlagende middelen die daardoor kalmerend werken
medicatie die wordt gebruikt om aanhoudende of hevige angst-gevoelens te onderdrukken

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een 'bijwerking'?
A
onbedoeld positief effect van een medicijn
B
reden om een medicijn niet te geven
C
onbedoeld negatief effect van een medicijn
D
langdurige werkzaamheid van een medicijn

Slide 23 - Quizvraag

Een bijwerking is een (soms heel sterk!) effect van een bepaald middel waarvoor het middel eigenlijk niet gegeven wordt. Denk aan haldol (waarvan je hoopt dat iemand er rustig van wordt) dat als veel voorkomende bijwerking heeft dat iemand gaat kwijlen.

Bijwerkingen kunnen soms ook juist positief zijn en iets goeds opleveren. Denk aan viagra dat werd ingezet tegen hartklachten maar inmiddels vooral gebruikt wordt tegen erectiestoornissen
bradykinesie
hallucinatie
agitatie
Maskergelaat
rigiditeit
tremor
gespannen, opgewonden of prikkelbaar gedrag
dingen horen, zien of voelen die er niet zijn voor anderen
traagheid 
van
bewegingen
sombere 
gezichts-
uitdrukking
Spierstijfheid
trillen of schokkerig bewegen van ledematen

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stof speelt een belangrijke rol bij psychose?
A
thyroxine
B
vitamine
C
fenylalanine
D
dopamine

Slide 25 - Quizvraag

een teveel kan ervoor zorgen dat iemand dingen gaat horen of zien die er voor omstanders niet zijn
Aan welke neurotransmitter is een tekort bij de ziekte van Parkinson?
A
adrenaline
B
dopamine
C
noradrenaline
D
serotinine

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Beide manieren van medicatie toedienen hebben voor- en nadelen. Bedenk argumenten voor beide manieren!
Wat betekent 'therapietrouw'?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van psychose?
A
Boos zijn
B
Stemmen horen
C
Wazig zien
D
Verdriet voelen

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een oorzaak van een psychose
A
erfelijkheid
B
drugs gebruik
C
traumatische ervaring
D
A+B+C zij alle drie juist

Slide 41 - Quizvraag

Iedereen heeft wel eens psychotische ervaringen, bijvoorbeeld het idee dat mensen over je praten, terwijl dat niet zo is. Maar sommige mensen hebben een hogere gevoeligheid om een echte psychose te krijgen. Dat komt dan vooral door erfelijke aanleg in combinatie met andere factoren.
Deze andere factoren kunnen bijvoorbeeld zijn:
- Het gebruik van drugs: mensen met psychose gebruiken meer alcohol en drugs en roken meer dan de gemiddelde Nederlander
- Een moeilijke, vermoeiende periode;
- Een hele stressvolle gebeurtenis, een traumatische ervaring;
- Een psychose kan ook horen bij een psychiatrische ziekte, zoals een ernstige depressie, schizofrenie of een bipolaire stoornis.

Kan iedereen een psychose krijgen?
A
NEE
B
JA

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Staat het beeld stil of beweegt het??? 
Wat is waar en wat is niet waar? 
Kan je je eigen waarneming wel vertrouwen? Onze hersenen zijn continue bezig om de wereld om ons heen te begrijpen, te interpreteren. Als die hersenen te hard werken zie of hoor je dingen die er niet zijn...

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een negatief symptoom bij psychose is
A
Een hallucinatie
B
Niet helder kunnen denken
C
Niet meer kunnen werken
D
Vrolijk worden van nare dingen

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Positieve symptomen
Negatieve symptomen
wanen
hallucinaties
chaotisch gedrag
sociale terugtrekking
apathie
formele denkstoornis

Slide 47 - Sleepvraag

Nina

Anhedonie - geen vreugde voelen

Formele denkstoornis - anders denken dan anderen, daardoor moeilijk te volgen

wanen - dingen blijven geloven ondanks geen bewijzen

hallucinaties - dingen ervaren zonder externe stimuli
 

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de belangrijkste oorzaak van schizofrenie?
A
Jeugdtrauma's (bijv. mishandeling of misbruik)
B
Zuurstoftekort tijdens of na de geboorte
C
Psychische verwaarlozing / gebrek aan liefde
D
Erfelijke aanleg waardoor iemand eerder psychotisch kan worden dan anderen

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schizofrenie kent:
A
negatieve symptomen
B
positieve symptomen

Slide 50 - Quizvraag

De positieve symptomen zijn bv hallucinaties, wanen en verward denken.

Bij de negatieve symptomen gaat het bv het zich terugtrekken uit sociale contacten en een verminderd concentratievermogen.
Kan schizofrenie ook erfelijk zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies