In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Doel van de les
Je leert:
- het onderwerp van een tekst vinden
- hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden
- de hoofdgedachte verwoorden
- woordraadstrategieën in te zetten
Slide 1 - Tekstslide
Met welke leesstrategie vind je het onderwerp van een tekst?
A
oriënterend lezen
B
globaal lezen
C
precies lezen
D
zoekend lezen
Slide 2 - Quizvraag
Werkwijze
Je leest een krantenartikel en beantwoordt de vragen.
De antwoorden vergelijken we met elkaar.
We bespreken wat je geleerd hebt van deze les.
Slide 3 - Tekstslide
Waar denk jij dat de uitgedeelde tekst over gaat?
Slide 4 - Open vraag
Wat is de bron van deze tekst?
A
folder
B
tijdschrift
C
internet
D
krant
Slide 5 - Quizvraag
Met welk doel denk je dat de tekst is geschreven?
A
overtuigen
B
informeren
C
amuseren
D
activeren
Slide 6 - Quizvraag
Wat lijkt je interessant aan deze tekst?
Slide 7 - Woordweb
Wat weet je al over het onderwerp?
Slide 8 - Woordweb
Lees de tekst globaal.
Slide 9 - Tekstslide
Klopt het onderwerp bij de voorspelling die je net deed? Wat is het onderwerp (noteer het zoals je geleerd hebt)?
Slide 10 - Open vraag
Welke alinea's horen bij de inleiding?
A
Alinea 1
B
Alinea 1 en 2
C
Alinea 1, 2 en 3
D
Alinea 1, 2, 3 en 4
Slide 11 - Quizvraag
Welke alinea's horen bij het slot?
A
De laatste alinea
B
De twee laatste alinea's
C
De drie laatste alinea's
D
De vier laatse alinea's
Slide 12 - Quizvraag
Geef aan wat de deelonderwerpen in deze tekst zijn.
Slide 13 - Woordweb
Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 14 - Quizvraag
Waaraan zie je wat het tekstdoel is?
Slide 15 - Woordweb
Hoe trekt de schrijver de aandacht in de inleiding van de tekst?
A
Door een anekdote te vertellen.
B
Door de opbouw van de tekst te beschrijven.
C
Door de aanleiding van het schrijven te noemen.
D
Door een korte samenvatting te geven.
Slide 16 - Quizvraag
Neem deze mindmap over en vul de hoofd- en bijzaken in.
Slide 17 - Tekstslide
Zoek in de kern van de tekst naar een opsommend of tegenstellend verband. Citeer deze zin (schrijf de eerste twee en laatste twee woorden van de zin op). Noem ook het signaalwoord dat bij dit tekstverband past.
Slide 18 - Open vraag
Zoek naar moeilijke woorden. Noteer er twee. Hoe kun je de betekenis achterhalen?
A
Zoeken naar een synoniem een omschrijving of definitie
B
Zoeken naar een voorbeeld in de tekst
C
Zoeken naar een antoniem (tegenstelling)
D
Letten op bekende woorddelen
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
Slide 20 - Woordweb
Wat heeft deze les je opgeleverd?
A
Veel nieuws geleerd.
B
De theorie kende ik al, maar ik kan het nu beter toepassen.
C
Ik heb goed geoefend, maar vind het nog steeds moeilijk.