Taakverzorging deel 5

TAALVERZORGING
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

TAALVERZORGING

Slide 1 - Tekstslide

BASIS op ORDE
Jas in de kluis
Tas op de grond
Oortjes & kauwgom uit
Respect 
Positieve mindset



Slide 2 - Tekstslide

Kahoot 

Slide 3 - Tekstslide

Taalverzorging
Werkwoordspelling:

Correct spellen van alle werkwoorden in een (samengestelde) zin 

- PV correct spellen
- VD correct spellen
- Bijvoeglijk gebruikt VD
- Engels werkwoorden
- Gebiedende wijs
Spelling:

Correct spellen van niet-werkwoorden 

-Leestekens
-Afkortingen
-Aan elkaar of los?
-Tussenletters in samenstellingen
-Koppelteken en trema
-Met of zonder n

Slide 4 - Tekstslide

Hoe heten de leestekens die hierboven staan? Sleep de juiste naam naar het juiste leesteken.
aanhalingsteken
komma
punt
puntkomma
vraagteken

Slide 5 - Sleepvraag

In welke zin zijn de aanhalingstekens goed gebruikt?
A
Zij vroeg: 'Wat zie ik daar voor moois?'
B
'Zij vroeg': Wat zie ik daar voor moois?
C
'Zij vroeg: Wat zie ik daar voor moois?'
D
Zij vroeg: 'Wat zie ik daar voor moois'?

Slide 6 - Quizvraag


In welke zin zijn de aanhalingstekens goed gebruikt?
A
'Oeh, dat is spannend, zei mijn zusje. Ik durf niet meer.'
B
'Oeh, dat is spannend', zei mijn zusje. Ik durf niet meer.
C
Oeh, dat is spannend, zei mijn zusje. 'Ik durf niet meer.'
D
'Oeh, dat is spannend', zei mijn zusje. 'Ik durf niet meer.'

Slide 7 - Quizvraag


In welke zin zijn de aanhalingstekens goed gebruikt?
A
'Hé Achmed'!, riep Sem. 'Alles goed'?
B
'Hé Achmed!, riep Sem. Alles goed?'
C
'Hé Achmed!', riep Sem. 'Alles goed?'
D
Hé Achmed!, riep Sem. 'Alles goed?'

Slide 8 - Quizvraag

Komma ,
Tussen 2 persoonsvormen: 
Als je gesport hebt, moet je daarna douchen. 
Voor voegwoorden als maar, nadat, omdat, terwijl, want:
Marij struikelde, doordat haar veter los zat. 
Zet (in het algemeen) geen komma voor en/ of. 
Voor en na een deel van de zin met extra informatie:
Mijn opa, die morgen 60 wordt, geeft zaterdag een feestje. 
Tussen delen van een opsomming (maar niet voor en)
In de kantine worden soep, broodjes, melk en fruit verkocht. 



Slide 9 - Tekstslide

In welke zin is de komma goed gebruikt?
A
Ik ben blij, met mijn cijfer ik had, ook goed geleerd.
B
Ik ben blij met mijn cijfer ik, had ook goed geleerd
C
Ik ben blij, met mijn cijfer ik had ook goed geleerd.
D
Ik ben blij met mijn cijfer, ik had ook goed geleerd.

Slide 10 - Quizvraag

Dubbele punt :
Voor een aangekondigde opsomming:
Dit heb je nodig voor het recept: melk, bloem, eieren en boter.
Voor de directe rede of een citaat:
Nathan zei: 'Ik had dat niet verwacht.'
Als het tweede deel van een zin een verklaring of reden vormt bij het eerste deel:
Frits wil graag een fatbike: hij moet 10 kilometer fietsen naar school. 


  1. Mijn lievelingsdieren zijn: Honden, katten en beren.
  2. Ik heb een nieuwtje: Ik ga op vakantie naar Texel!

Slide 11 - Tekstslide

Aanhalingstekens '  ' 
Bij directe rede of een citaat:
'Heb jij een pen voor me?' vroeg Rachel aan Sem.
Let op: bij indirecte rede gebruik je geen aanhalingstekens:
Rachel vroeg aan Sem of hij een pen voor haar had. 
Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis: 
Het woord 'onmiddellijk' is een berucht dicteewoord. 

Slide 12 - Tekstslide

Extra uitleg aanhalingstekens
  • De punt, het uitroepteken of het vraagteken valt binnen de aanhalingstekens.


  • Bij gedachten zet je geen aanhalingstekens.




Slide 13 - Tekstslide

(Leestekens en spaties)
De minister ........
A
zei: ' Ik wacht af. "
B
zei: "Ik wacht af."
C
zei:" Ik wacht af."

Slide 14 - Quizvraag

Deze leestekens gaan we extra oefenen:

  • Dubbele punt:


  • Dubbele aanhalingstekens:                          

Slide 15 - Tekstslide

Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
Heb je ook zo'n lieve opa? "zei Piet."
B
"Heb je ook zo'n lieve opa?", zei Piet.
C
"Heb je ook" zo'n lieve opa? zei Piet.
D
"Heb je ook zo'n lieve opa? zei Piet."

Slide 16 - Quizvraag

Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
"Mijn lievelingseten" is lasagne, zegt mama.
B
Mijn lievelingseten is lasagne, "zegt mama."
C
"Mijn lievelingseten is lasagne, zegt mama".
D
"Mijn lievelingseten is lasagne", zegt mama.

Slide 17 - Quizvraag

Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
Jayden zei: Ik lust "geen koffie."
B
"Jayden zei: Ik lust geen koffie."
C
Jayden zei: "Ik lust geen koffie."
D
"Jayden zei:" Ik lust geen koffie.

Slide 18 - Quizvraag

Huiswerk: Toetsonderdeel leestekens
Nieuw Nederlands digitaal
Cursus 7 - Spelling / § 2 Leestekens 
Opdracht 1 t/m 4 : score verbeteren of nastreven ( > 60 % --> opnieuw!) 

Slide 19 - Tekstslide