Hoofdstuk 8.1 Geluid les 1 Introductie

Welkom!
Leuk dat je er bent.

Telefoon in je tas
Pak je Ipad 
Tas op de grond

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leuk dat je er bent.

Telefoon in je tas
Pak je Ipad 
Tas op de grond

Slide 1 - Tekstslide

Spoorboekje
Planning.
Lesdoel.
Wat weet je al?
Geluid maken en horen


Slide 2 - Tekstslide

Planning:
Week 9: introductie + 8.1

Week 10:  8.2 + 8.3

Week 11: 8.4 + oefentoets

Week 12: Toetsweek!

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel:
- Activeren voorkennis door middel van quiz
- Theorie geluid maken en horen
- Huiswerk voorbereiden

Slide 4 - Tekstslide

De speakers van een stereo installatie
maken geluid. Tijdens een feestje
staat de muziek hard aan.
Wat voel je als je een hand op de speaker houdt?
timer
0:30
A
De speaker beweegt niet
B
De speaker trilt
C
De speaker is warm
D
De speaker is koud

Slide 5 - Quizvraag

Met je oren kun je geluid waarnemen.

Welk onderdeel van je oor trilt met de geluidstrillingen mee?
timer
0:30
A
De stembanden
B
Het trommelvlies
C
Slakkenhuis
D
De gehoorgang

Slide 6 - Quizvraag

Mensen maken geluid met hun stem.
De lucht in de mond is dan aan
het trillen.
Wat brengt de lucht aan het trillen?
timer
0:30
A
De tong
B
De mond
C
De stembanden
D
De longen

Slide 7 - Quizvraag

De stem van een meisje is meestal                             dan de stem van een jongen
Een basgitaar maakt een                lager geluid dan een viool
Als je dichter bij de snelweg komt, wordt het geluid steeds 
timer
0:30
Lager
Hoger
harder
Zachter

Slide 8 - Sleepvraag

Nadat je bij een popconcert geweest bent,
hoor je nog enkele dagen een pieptoon.

Wat betekent deze pieptoon?
timer
0:30
A
Je hebt een leuke avond gehad
B
Je trommelvlies is nog met de muziek aan het meetrillen
C
Je hebt gehoorschade opgelopen
D
Je moet weer wennen aan aan zachtere geluiden

Slide 9 - Quizvraag

Vleermuizen maken geluid om vliegende
insecten te kunnen waarnemen.

Waarom kunnen mensen dat geluid niet horen?
timer
0:30
A
Het geluid is te hard
B
Het geluid is te laag
C
Het geluid is te hoog
D
Het geluid is te zacht

Slide 10 - Quizvraag

Welke beweringen over een
microfoon en een speaker zijn waar?
timer
0:30
A
Met een microfoon kun je geluid maken. Een speaker vangt het geluid op.
B
Met zowel een speaker als microfoon kun je geluid maken.
C
Met een microfoon kun je geluid opvangen. Een speaker maakt geluid.
D
Met zowel een speaker als microfoon kun je geluid opvangen

Slide 11 - Quizvraag

De geluidssterkte van een betonboor is          decibel
110
Als een JSF opstijgt dan is deze geluidssterkte        decibel
timer
0:30
30
Als je fluistert is de geluidssterkte           decibel
70
120
De geluidssterkte van een stofzuiger is         decibel

Slide 12 - Sleepvraag

Als je dicht bij een autoweg woont, kun je last hebben van geluidsoverlast.

Hoe kan de geluidsoverlast beperkt worden?
A
De maximumsnelheid verhogen
B
De maximumsnelheid verlagen
C
De woningen isoleren
D
Geluidswal aanleggen

Slide 13 - Quizvraag

8.1 Geluid maken en horen 

Slide 14 - Tekstslide

Geluidsbronnen
Een voorwerp dat geluid maakt.

Geluid ontstaat door de trillingen in of van een geluidsbron:
• Bij je stem zijn het de stembanden in je keel die trillen.
• Bij een luidspreker is het de conus die trilt.
• Bij een gitaar zijn het de snaren (en de klankkast) die trillen.

Slide 15 - Tekstslide

Medium
Je kunt een geluid alleen horen als er een tussenstof (medium) is. 
Een stof waar de trillingen zich doorheen kunnen verplaatsen van de geluidsbron naar je oren. De meeste geluiden bereiken je oren via de lucht. Maar geluid kan zich ook verplaatsen door een vloeistof of een vaste stof (zoals metaal). Het geluid van je stem hoor je bijvoorbeeld niet alleen buitenom (via de lucht), maar ook binnendoor (via je schedel).

Slide 16 - Tekstslide

Geluidssnelheid
Geluid heeft tijd nodig om zich door een stof te verplaatsen. 
Hoe snel het geluid zich verplaatst, verschilt van stof tot stof. 
In lucht van 20 °C is de snelheid van het geluid
343 m/s.  Dat is meer dan 1200 km/h!

Reken dit uit!

Slide 17 - Tekstslide

Afstanden berekenen
Afstand = geluidssnelheid × tijd

of in symbolen:    s = v · t

• s de afstand in meter (m);
• v de geluidssnelheid in meter per seconde (m/s);
• t de tijd in seconde (s).


Slide 18 - Tekstslide

Nu jullie!

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk
Niveau HAVO/VWO !

Zelf lezen: 
theorie 8.1 

Maken vragen:
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8

Slide 20 - Tekstslide