Hoofdstuk 3 Klimaat - deel 2

Luchtdrukgebieden op de aarde
Op de aarde bestaat er een globaal patroon van hoge en lage drukgebieden. Rond de evenaar is het warm en stijgt de lucht. Er is sprake van een lage drukgebied. Rond de 30e breedtegraad daalt de lucht en is er sprake van hoge drukgebieden. Rond de 60e breedtegraad stijgt de lucht weer en is er sprake van lagedrukgebieden. Rond de 90e breedtegraden daalt de lucht en is er sprake van hogedrukgebieden. 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Luchtdrukgebieden op de aarde
Op de aarde bestaat er een globaal patroon van hoge en lage drukgebieden. Rond de evenaar is het warm en stijgt de lucht. Er is sprake van een lage drukgebied. Rond de 30e breedtegraad daalt de lucht en is er sprake van hoge drukgebieden. Rond de 60e breedtegraad stijgt de lucht weer en is er sprake van lagedrukgebieden. Rond de 90e breedtegraden daalt de lucht en is er sprake van hogedrukgebieden. 

Slide 1 - Tekstslide

Let op:
De tegenstelling dat bij een hogedrukgebied het zonnig is en bij een lagedrukgebied het bewolkt of regenachtig is zegt nog niks over de temperatuur van een gebied, maar het zegt alleen iets over de te verwachten neerslag!

Zo is het rond de 30e breedtegraad en 90e breedtegraad erg zonnig en droog. De gebieden rond de 30e breedtegraad zijn echter warm (warm en droog, dus vaak woestijngebieden) en gebieden rond de 90e breedtegraad (Noord- en Zuidpool) zijn erg koud. 
De gebieden rond de evenaar zijn warm en nat, terwijl de gebieden rond de 60e breedtegraad een stuk kouder kunnen zijn en nat. 
Nederland is een goed voorbeeld: In de zomer betekent een hogedrukgebied dat het droog blijft en door de kracht van de zon dat het ook warm kan worden. In de winter betekent een hogedrukgebied dat het droog is, maar omdat de zon veel minder sterk is, koelt de aarde erg af en wordt het erg koud in Nederland. Er is ook langdurig een hogedrukgebied in de winter nodig om te zorgen voor een Elfstedentocht, omdat het dan langdurig koud is (wat er voor zorgt dat het ijs dik genoeg is).

Slide 2 - Tekstslide

De afwijking van wind
Door het draaien van de aarde krijgt de wind een afwijking. Volgens de wet van Buys Ballot krijgt de wind op het Noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en de wind op het zuidelijk halfrond een afwijking naar links. Daardoor hebben orkanen op het zuidelijk halfrond (zie links) een andere vorm dan orkanen op het noordelijk halfrond (zie rechts).
Met de wet van Buys Ballot wordt dus aangegeven naar welke kant de wind een afwijking heeft.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Afwijking: Altijd met de wind in de rug!
Let er goed op dat er met een afwijking naar links of rechts wordt bedoeld dat dit de afwijking is met de wind in de rug. Daardoor lijkt het misschien alsof de wind van de 30e breedtegraad naar de evenaar op het noordelijk halfrond naar "links" gaat, maar omdat de wind uit het noorden komt, maakt deze toch een bocht naar rechts!
De wind die van de 30e beedtegraad naar de evenaar stroomt komt vanaf het noorden. Een afwijking naar rechts (met de wind in de rug) betekent dus dat de wind nu naar het westen gaat stromen, terwijl wij op de kaart de wind naar links zien afbuigen. Omdat het dus wat lastig lijkt is het belangrijk om hiermee altijd goed op te letten!

Slide 6 - Tekstslide

In de figuur zie je een hogedrukgebied en een
lagedrukgebied op het noordelijk halfrond.
Leg uit hoe de wind waait.

Slide 7 - Open vraag

De wet van Buys Ballot bij drukgebieden
De wet van Buys Ballot betekent dat voor het noordelijk halfrond de wind richting een lagedrukgebied dus tegen de klok in stroomt (zie de filmpjes op de vorige dia en de afbeelding op deze dia). Voor een lagedrukgebied op het zuidelijk halfrond is dit precies omgekeerd: de wind stroomt in de richting van de klok naar het centrum van het lagedrukgebied. 

Voor een hogedrukgebied is de situatie precies omgekeerd:
Op het noordelijk halfrond stroomt de lucht met de richting
van de klok uit het centrum en op het zuidelijk halfrond 
stroomt de lucht bij een hogedrukgebied tegen de richting
van de klok uit het centrum. 

Slide 8 - Tekstslide

Bekijk de link op de volgende dia. Hier zie je de actuele luchtdruk boven Europa. Gebieden met dezelfde luchtdruk zijn met lijnen verbonden. Hoe hoog is de hoogste luchtdruk op de kaart? Beschrijf ook waar deze voorkomt.

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Link

Hoe hoog is de laagste luchtdruk op de kaart? Geef ook aan waar deze voorkomt.

Slide 11 - Open vraag

Bekijk de kaart op de volgende bladzijde. Dit is dezelfde kaart, maar nu met de windrichtingen. Verklaar de windrichtingen met behulp van de antwoorden bij de vorige 2 vragen en met de wet van Buys Ballot.

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Link

Zeestromen
Tot nu toe hebben we het vooral over windsystemen gehad. Ook de zeestromen hebben een grote invloed op het klimaat van een gebied. De zeestromen worden aangedreven door 3 factoren:
1) Wind
2) Zoutgehalte
3) Temperatuurverschillen
In de gebieden waar het water erg zout en koud is ontstaan afzinkgebieden waar water de diepte in zakt. Dit wordt aangevuld door warmer water over het oppervlak, waardoor een soort grote pompbeweging
ontstaat

Slide 14 - Tekstslide

Invloed van zeestromen: temperatuur
De zeestromen hebben een grote invloed op de temperatuur. Rond de evenaar kan het zeewater opwarmen en de warmte wordt vervolgens richting de polen weer afgegeven. Let op onderstaand voorbeeld: De golfstroom verplaatst warmte van het Caribisch gebied richting West-Europa. Bergen (een havenplaats in Noorwegen) ligt op dezelfde afstand van de evenaar als Siberië en Alaska, maar heeft een veel milder klimaat. Dat komt door de warme zeestroom, waardoor het in Bergen niet erg koud is!
Hier ligt de Golfstroom. Dit is een zeestroom die warm water verplaatst van het Caribisch gebied richting West-Europa. Hierdoor is er in West-Europa een aangename temperatuur. 
!
De warmte van de zeestroom is weergegeven in dit plaatje. In vergelijking met plaatsen die even ver van de evenaar liggen is de zee bij Noorwegen een stuk warmer. Hierdoor heeft Bergen een heel mild (dus niet koud) klimaat.
!

Slide 15 - Tekstslide

Bekijk de bron goed.
Aan de oostkust van Canada is het kouder
dan aan de westkust van West-Europa.
Geef daarvoor een verklaring.

Slide 16 - Open vraag

Invloed van zeestromen: neerslag
Warm zeewater verdampt veel makkelijker, waardoor warme zeestromen vaak veel neerslag brengen en het vlakbij koude zeestromen veel droger is. Voorbeelden van zulke droge gebieden zijn te vinden aan de westkust van het zuiden van Afrika en de westkust van delen van Zuid-Amerika.

Slide 17 - Tekstslide

Gebruik de link op de volgende dia. Hier zie je de actuele watertemperaturen van de wereld. Wat zal er de komende twee maanden met de gekleurde banden op de kaart gebeuren?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Link

Gebruik de link op de vorige dia. Hoe kun je op deze kaart zien dat er een warme zeestroom stroomt langs het noordwesten van Europa?

Slide 20 - Open vraag

Langs de westkust van Zuid-Amerika stroomt ook een zeestroom. Volgens de gegevens op deze kaart is dat een...
A
Koude zeestroom
B
Warme zeestroom

Slide 21 - Quizvraag