In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Deutschstunde 26. September
Ergänze den LessonUp Code
Open je schrift en pak een pen
Slide 1 - Tekstslide
Das Programm
schwache Verben
Lernziele:
Ihr könnt die schwachen Verben im Präsens beugen
Slide 2 - Tekstslide
Zwakke werkwoord
Slide 3 - Tekstslide
Het zwakke werkwoord
Slide 4 - Tekstslide
Wat is een zwak werkwoord?
Slide 5 - Tekstslide
Wat is een zwak werkwoord?
verander het werkwoord naar de verleden tijd: geenklinkerverandering (ik speel- ik speelde)
Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwakke werkwoorden
Slide 6 - Tekstslide
Werkwoorden vervoegen
Präsens (tt)
De meeste Duitse ww kun je volgens de Feesttenten, Friettenten
Feesteten eten regels vervoegen. Wat dit precies inhoudt kom je bij de volgende dia's achter.
Schrijf de uitleg (witte dia's) in je schrift!
Slide 7 - Tekstslide
Stam maken
Algemeen:
Om ww te kunnen vervoegen moet je eerste een stam maken.
Stam maken: ww - (e)n
Meestal haal je en eraf, soms heb je een ww met alleen een n zoals bijvoorbeeld rodeln, dan haal je er alleen een n af.
Slide 8 - Tekstslide
Stam maken
Maak van de volgende ww een stam:
- machen
- heißen
- tanzen
- schwimmen
- tun
Slide 9 - Tekstslide
De vervoeging
(feesttenten)
ich stam + e
du stam + st
er/sie/es stam + t
wir stam + en (hele ww)
ihr stam + t
sie/Sie stam + en (hele ww)
Waarom nu feesttenten? Als je alle uitgangen achter elkaar plakt en je zet er Fe voor staat er: feesttenten!
Slide 10 - Tekstslide
zwakke werkwoorden
feesttenten
FE-
Slide 11 - Tekstslide
De vervoeging
(feesttenten)
Vervoeg maar eens het ww machen:
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
Slide 12 - Tekstslide
De vervoeging
(feesttenten)
Antwoord
stam = mach
ich mache
du machst
er/sie/es macht
wir machen
ihr macht
sie/Sie machen
Had je het goed?
Slide 13 - Tekstslide
ww met alleen een n
Let op bij ww met alleen een n! Want als je bij het maken van een stam er alleen een n afhaalt, dan plaats je bij wir en bij sie/Sie ook alleen een n terug (hele ww), dus:
rodeln: stam = rodel
wir rodeln
sie/Sie rodeln
Hier kun je feesttenten niet toepassen!
Slide 14 - Tekstslide
du .... (kochen)
A
koche
B
kochst
C
kocht
D
kochen
Slide 15 - Quizvraag
Ihr ... (basteln) ein Geschenk.
Slide 16 - Open vraag
... (wiederholen) Sie das noch einmal?
A
wiederhole
B
wiederholst
C
wiederholt
D
wiederholen
Slide 17 - Quizvraag
Wir ... (angeln) am Samstag.
Slide 18 - Open vraag
De vervoeging
(friettenten)
Friettenten
(stam eindigt op een s-klank s, x, z, ß)
ich stam + e
du stam + t
er/sie/es stam + t
wir stam + en (hele ww)
ihr stam + t
sie/Sie stam + en (hele ww)
Slide 19 - Tekstslide
De vervoeging
(friettenten)
Als je voor de uitgangen Fri plaatst krijg je dus friettenten!
Slide 20 - Tekstslide
De vervoeging
(friettenten)
Vervoeg maar eens het ww heißen.
Slide 21 - Tekstslide
De vervoeging
(friettenten)
stam = heiß
ich heiße
du heißt
er/sie/es heißt
wir heißen
ihr heißt
sie/Sie heißen
Had je het goed?
Slide 22 - Tekstslide
Het verschil in uitgangen
ich
e
e
du
st
t
er/sie/es
t
t
wir
en
en
ihr
t
t
sie/Sie
en
en
Slide 23 - Tekstslide
Du ... (pflanzen) schöne Blumen.
A
pflanze
B
pflanzst
C
pflanzt
D
pflanzen
Slide 24 - Quizvraag
Ihr ... (reisen) gerne.
Slide 25 - Open vraag
Du ... (sitzen) bei mir.
Slide 26 - Open vraag
Stam op d/t
(schrijf op)
Eindigt een stam op d of t, dan pas je altijd de feesteten eten regel toe.
Dit gebeurt ook bij een aantal woorden, waarvan de stam eindigt op een m/n, zoals:
rechnen
atmen
regnen
Slide 27 - Tekstslide
Stam op d/t (of m/n)
(schrijf op)
Eindigt een stam op d of t, dan beginnen alle uitgangen met een e. Dit betekent dat er een extra e tussen de stam en de uitgang komt bij du, er/sie/es/man en bij ihr.
Slide 28 - Tekstslide
De vervoeging
(feesteten eten)
ich stam + e
du stam + est
er/sie/es/man stam + et
wir stam + en (hele ww)
ihr stam + et
sie/Sie stam + en (hele ww)
Waarom nu feesteten eten? Als je alle uitgangen achter elkaar plakt en je zet er F voor staat er: feesteten eten!