Formuleren H3 les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Lesdoel

Ik kan/weet:

• signaalwoorden gebruiken om verbanden tussen zinnen aan te geven.

Verbanden

Zinnen en alinea's staan niet zomaar achter elkaar. Vaak is er een verband binnen zinnen en/of tussen de zinnen en/of alinea's. 

Verband binnen/tussen zinnen = zinsverband

Verband tussen alinea's = alineaverband 

apps.noordhoff.nl

Maak aantekeningen tijdens dit filmpje, verdeel de taken in je groepje. (bijv. elk een eigen onderdeel of de een let op en geeft info aan de ander die schrijft)

Oefening

Maak de oefening die uitgedeeld wordt samen met je groepje.

Na 5 minuten bespreken we jullie antwoorden.

Antwoorden

1. Je weet niets over het verband tussen de zinnen.
   
2. Je weet door het woord 'maar' dat het gaat om een tegenstelling: de trainer legde de spelregels wel nog eens uit, maar de spelers luisterden naar de mop van Gus. Ze luisterden dus (nog steeds) niet naar de trainer.
   
3. Je weet door het woord 'omdat' dat het gaat om een reden: de trainer moest de spelregels nog eens uitleggen, omdat de spelers eerst naar de mop van Gus aan het luisteren waren in plaats van naar hem.
   
4. Je weet door het woord daarom in de tweede zin dat het gaat om een reden: de spelers luisterden naar de mop van Gus in plaats van naar de trainer. Daarom (of: dus) moest de trainer de spelregels nog eens uitleggen.

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband of tekststructuur

je te maken hebt.

Signaalwoorden

Laptop

We pakken de laptop erbij en maken opdracht 1 van het schrijfdossier af.

Ben je klaar met opdracht 1, dan wissel je je tekst uit met een klasgenoot (die ook klaar is met opdr. 1). Jullie vullen voor elkaars tekst het uitgedeelde feedbackformulier in. 

Ben je hiermee klaar? Dan pas je eventueel jouw tekst nog aan met de feedback die je hebt gekregen. Daarna ga je verder met opdracht 2.

Vragen? Steek je hand omhoog!

Signaalwoorden:
Eerst, daarna, vervolgens horen bij:

1. Opsommend verband
2. Tegenstellend verband
3. Chronologisch verband
4. Toelichtend verband

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?

Sleep de signaalwoorden naar het goede tekstverband.

opsomming

tegenstelling

voorbeeld / toelichting

echter

maar

ook

zoals

daarnaast

zo

Wat heb je deze les geleerd?

Ik kan signaalwoorden gebruiken om verbanden tussen zinnen aan te geven.
0 = echt (nog) niet / 10 = helemaal wel

010

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?

😒🙁😐🙂😃

Deze week

Vrijdag 16-12-22:

H3 formuleren 

maken opdr. 1 en 2

Vrijdag gaan we weer aan de slag met het schrijfdossier. Je kan je lesboek thuislaten, maar ook meenemen als je de theorie bij de hand wil hebben.