Uitwerkingen opdracht 1 en 2
Opdracht 1
1 Karina stuurt het pakje met de post. Ze kan het zelf niet brengen.
2 De website liep vast. Elin kon niet naar de informatie zoeken.
3 Dirk wil met zijn vrienden afspreken. Vandaag kan hij niet.
4 Jill had door de stromende regen gefietst. Ze nam een warme douche.
5 Cas pakt zijn tas al in. Hij kan straks meteen vertrekken.
6 Moet de piccolo uw koffers naar de kamer brengen? Neemt u die liever zelf mee?
Opdracht 2
1 Milieuorganisaties maken gezamenlijke plannen, omdat er snel iets moet gebeuren aan de plasticsoep in zee.
2 Max moet vanmiddag naar de tandarts en morgen moet hij naar de orthodontist.
3 Lara wacht al de hele dag op antwoord, maar ze heeft nog geen mail ontvangen.
4 Ik borstel mijn lievelingspaard, terwijl mijn zusje de pony’s voert.
5 Zodra Koen thuiskomt, zet hij meteen zijn favoriete muziek op.
6 Je hebt geen kaartje gekocht, dus je kunt niet naar de voorstelling.