Les comparaisons 3V

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Le comparartif 

Le superlatif

Het bijvoeglijk naamwoord zegt wat over ...

1. een werkwoord
2. een zelfstandig naamwoord
3. een bijwoord
4. een ander bijvoeglijk naamwoord

De uitgangen

Mannelijk meervoud

Vrouwelijk enkelvoud

Mannelijk enkelvoud

Vrouwelijk meervoud

+ s

+ niks

+ es

+e

Emmanuël Macron

Donald Trump

La moto

La voiture 

Mbappé

Messi

De stellende trap (le positif)

Het huis is groot. - La maison est grande.

De jongen is mooi.- Le garçon est beau.

Dus eigenlijk is dit gewoon alleen het bijvoeglijke naamwoord

Les comparaisons

In het Frans gebruik je de volgende woorden om te vergelijken:

• moins... que    (minder...dan) - (comparatif d'infériorité)
  
• plus...... que     (meer....dan)   - (comparatif de supériorité)
  
• aussi.... que     (even....als)      - (comparatif d'égalité)
  
  

moins/plus/aussi staan voor het bijvoeglijk naamwoord

que staat na het bijvoeglijk naamwoord,que wordt qu' voor een klinker of stomme h

Vertaal: deze docenten zijn even aardig

De vergrotende trap (le comparatif) 

L'ordinateur portable est plus grand que la tablette.

De laptop is groter dan de tablet.

La tablette est moins grande que l'ordinateur portable.

De tablet is minder groot dan de laptop.

Le film est aussi intéressant que le livre.

De film est net zo / even interessant als het boek.

De vergrotende trap (le comparatif) 

Hij is groter.  - Il est plus grand.

Marie  is aardiger. -  Marie / Elle est  plus gentille.

De kinderen zijn groter. - Les enfants / Ils sont plus grands.
De huizen zijn groter. - Les maisons / Elles sont plus grandes.

Deze wordt gevormd door 'plus' voor het bijvoeglijk naamwoord te zetten.

Vertaal: Die docent is aardiger

De overtreffende trap (le superlatif)

Hij is de grootste leerling. - Il est le plus grand élève.
C'est le concert le plus intéressant.   ('le' wordt herhaald)

Marie is de dikste. -  Marie est la plus grosse.
Zij zijn de kleinste leerlingen. - Ils sont les plus petits élèves.
Les vêtements les plus modernes.   ('les' wordt herhaald)
Ces voitures roulent le plus vite. (vite = bijwoord = onveranderlijk)

De overtreffende trap wordt gevormd door le plus, la plus of les plus voor het bijvoeglijke naamwoord te zetten.

Vertaal: De nieuwe docent is het aardigst

moins

moins

Uitzonderingen:

goed                         beter                        het best

bon(ne)(s)       meilleur(e)(s)      le/la/les meilleur(e)(s)

Let op !
! bijvoeglijk naamwoord  'meilleur' -> bijwoord 'mieux'

Cet acteur joue mieux que l'autre.

Cette actrice joue le mieux.

! Uitzonderingen vh bijvoeglijk naamwoord en bijwoord blijven behouden !

      

    

1. Le garçon est grand.
2. Le garçon est grande.
3. Le garçon est grands.
4. Le garçon est grandes.

1. La fille est plus grand.
2. La fille est plus grande.
3. La fille est plus grands.
4. La fille est plus grandes.

Hij is de grootste.

1. Il est la plus grand.
2. Il est le plus grande.
3. Il est le plus grand.
4. Il sont le plus grands.

Zij zijn de knapste meisjes.

1. Elles sont les plus beaux filles.
2. Elles sont les plus belles filles.
3. Elles sont le plus belles filles.
4. Ils sont les plus belles filles.

Oefen verder in het boek

Maak exercice 16 A t/m 16 F , kijk de instructie video bij theorie grammaire II  unité 5 nog eens.

https: