Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
PV - WWG - OND
Nederlands PV - WG - OND
1.1 Woordsoorten
1 / 40
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b
Leerjaar 1
In deze les zitten
40 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
75 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Nederlands PV - WG - OND
1.1 Woordsoorten
Slide 1 - Tekstslide
Doel van de les
-Je kunt de volgende zinsdelen benoemen:
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
Slide 2 - Tekstslide
PV wat was dat ook al weer?
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Hoe kun je persoonsvorm ook alweer vinden?
Slide 5 - Open vraag
Er zijn drie manieren om de persoonsvorm te vinden, welke is NIET juist?
A
Vraagzin maken
B
Tijd veranderen
C
Voorste woord van de zin kiezen
D
Getal veranderen
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 7 - Quizvraag
Werkwoorden
Een werkwoord is een woord dat aangeeft wat je doet.
Denk aan: dansen, rennen, eten, fietsen, gamen, werken.
Werkwoorden kun je vervoegen. Dat betekent
dat je ze in verschillende vormen kunt gebruiken.
Vergeet niet de werkwoorden
zijn
en
hebben
.
Slide 8 - Tekstslide
Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde is de pv en alle andere werkwoorden uit de zin.
Slide 9 - Tekstslide
Werkwoordelijk gezegde
Mijn zus |heeft| haar glas melk| leeggedronken.
Wat is de persoonsvorm[pv]?
Wat is het werkwoordelijk gezegde[wg]?
Slide 10 - Tekstslide
Een werkwoordelijk gezegde is altijd een..
A
actie
B
eigenschap/kenmerk
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in een zin
B
Het deel in de zin dat zegt wat er gebeurt
C
Alleen de persoonsvorm
D
Het lijdend voorwerp
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het wg (werkwoordelijk gezegde) in deze zin?
Hij heeft zijn fiets meegenomen.
A
heeft
B
meegenomen
C
heeft meegenomen
D
fiets
Slide 13 - Quizvraag
Het
onderwerp
in de zin...
Hoe vind ik die?
Vind is trouwens de PV.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Welke vraag stel je om het onderwerp in de zin te vinden?
Slide 16 - Open vraag
Wat is het onderwerp?
De twee jongens kwamen te laat in de klas.
A
jongens
B
in de klas
C
De twee jongens
D
kwamen
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in deze zin?
De fiets van Kai stond in de schuur van zijn ouders.
Slide 18 - Open vraag
Wat is het onderwerp in deze zin?
Gwen wilde graag een briefje geven aan Nina.
Slide 19 - Open vraag
Wat is het onderwerp?
Tijdens de les maakt de juf een grapje.
A
Tijdens de les
B
de juf
C
maakt
D
een grapje
Slide 20 - Quizvraag
Even terug naar het bord.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm?
Fiets jij elke ochtend naar school?
A
Fiets
B
jij
C
elke ochtend
D
naar school
Slide 23 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De commandant bleef toch bevelen uitdelen.
A
bleef
B
bleef bevelen
C
bleef uitdelen
D
bleef bevelen uitdelen
Slide 24 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in een zin met uitzondering van de persoonsvorm
B
De persoonsvorm en alle zelfstandig naamwoorden in een zin
C
Alle werkwoorden in een zin inclusief de persoonsvorm
D
Het werkwoordelijk gezegde is een andere naam voor de persoonsvorm
Slide 25 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
Jantien won gisteren de gouden medaille.
A
Jantien
B
won
C
gisteren
D
de gouden medaille
Slide 26 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Ik kan dit niet betalen.
A
kan
B
betalen
C
kan niet betalen
D
kan betalen
Slide 27 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Straks ga ik zonnebloemen kopen voor mijn oma.
A
straks
B
ik
C
zonnebloemen
D
mijn oma
Slide 28 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
Wie heeft mijn potlood geleend?
A
mijn potlood
B
Wie
C
heeft
D
heeft geleend
Slide 29 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin
Slide 30 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
Wanneer ben jij jarig?
A
Wanneer
B
ben
C
jij
D
jarig
Slide 31 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Mijn moeder doet altijd de boodschappen.
A
Mijn moeder
B
doet
C
altijd
D
de boodschappen
Slide 32 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
Jantien won gisteren de gouden medaille.
A
Jantien
B
won
C
gisteren
D
de gouden medaille
Slide 33 - Quizvraag
Het werkwoordelijk gezegde?
Wie was er vanmiddag aan het spelen?
A
wie
B
was
C
was spelen
D
was aan het spelen
Slide 34 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Waarom lust jij geen spruitjes?
A
Waarom
B
lust
C
jij
D
geen spruitjes
Slide 35 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Voetbal is ook een sport voor meisjes.
A
Voetbal
B
is
C
een sport
D
voor meisjes
Slide 36 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De meisjes zijn aan het tiktokken.
A
De meisjes
B
zijn aan het
C
zijn aan het tiktokken
D
zijn tiktokken
Slide 37 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Mevrouw Van Til legt het onderwerp uit.
A
Mevrouw Van Til
B
legt
C
het onderwerp
D
uit
Slide 38 - Quizvraag
Mijn grote broer
heeft
de lange ladder
tegen de muur
geplaatst.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
Slide 39 - Sleepvraag
Vind je dat jij het doel behaald hebt?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 40 - Poll
Meer lessen zoals deze
TH1: Grammatica: pv, wg, ow
September 2022
- Les met
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1
pv - ond - wwg b1E
Maart 2023
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
H4 Taalverzorging werkwoordelijk gezegde
November 2024
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
PV en WWG
November 2023
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
M1 pv/ onderwerp/werkwoordelijk gezegde
April 2022
- Les met
38 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Werkwoordelijk gezegde
Oktober 2024
- Les met
35 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Onderwerp /pv/werkwoordelijk gezegde
December 2022
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Onderwerp /pv
Oktober 2022
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1