Het Italiaanse sonnet bestaat uit vier strofen en 14 regels. De eerste twee strofen, het octaaf, bestaan uit vier regels, de kwatrijnen. De laatste twee strofen, het sextet, bestaan maar uit drie regels, de terzinen. Na het octaaf komt een chute, een plotselinge wending in de inhoud van het gedicht. De inhoud van het octaaf en het sextet moeten wel aan elkaar gerelateerd zijn.