GMK basisjaar P.1.1 les 3

vorige les 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GMKMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

vorige les 

Slide 1 - Tekstslide

wat is allopathie
A
planten geneeskunde
B
gewone geneeskunde
C
geneeskunde met verdunningen

Slide 2 - Quizvraag

gember is
A
allopathie
B
homeopathie
C
fytotherapie

Slide 3 - Quizvraag

wat gebeurd er in de preklinische fase bij geneesmiddelonderzoek
A
stof onderzocht in het laboratorium
B
middel wordt op mensen getest
C
middel komt op de markt
D
aanleveren van bewijsmateriaal

Slide 4 - Quizvraag

wat betekend UA
A
uitsluitend recept
B
uitsluitend apotheek
C
uitsluitend apotheek en drogist
D
algemene verkoop

Slide 5 - Quizvraag

ibuprofen is een
A
AV middel
B
UAD middel
C
UA middel
D
UR middel

Slide 6 - Quizvraag

mag een verloskundige antibiotica voorschrijven ?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

arts kiest de stofnaam bij het voorschrijven van een geneesmiddel
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

wat is preferentie beleid
A
voorkeursbeleid zorgverzekeraar
B
voorkeursbeleid apotheek

Slide 9 - Quizvraag

paracetamol werkt
A
causaal
B
profylactisch
C
symptomatisch
D
diagnostisch

Slide 10 - Quizvraag

Medicatie om cholesterol te verlagen werkt
A
causaal
B
profylactisch
C
diagnostisch
D
palliatief

Slide 11 - Quizvraag

een tekort aan ijzer behandelen noemen we
A
substitutie
B
profylactisch
C
diagnostisch
D
causaal

Slide 12 - Quizvraag

Paracetamol :
A
wordt causaal gebruikt en is een AV artikel
B
wordt als substitutie gebruikt en is UA artikel
C
wordt symptomatisch gebruikt en is AV artikel
D
wordt symptomatisch gebruikt en is UAD artikel

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

wat is polymorbiditeit
A
als iemand langer meer dan 5 medicijnen gebruikt
B
overgevoeligheid voor een stof
C
als iemand twee of meer chronische aandoeningen heeft
D
borstvoeding

Slide 24 - Quizvraag

een toedieningsvorm waar geen geneesmiddel in zit noemen we
A
contra-indicatie
B
placebo
C
dosering
D
recept

Slide 25 - Quizvraag

wat is een indicatie
A
voor welke aandoeningen is het geneesmiddel geschikt
B
de hoeveelheid geneesmiddel dat per 24 uur nodig is
C
onbedoeld effect van medicijn
D
overgevoeligheid voor een stof

Slide 26 - Quizvraag

overgevoeligheid voor een stof noemen we
A
intolerantie
B
bijwerking
C
contra-indicatie
D
polyfarmacie

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide