H3 - Week 46 - les 1 -- terugkijken samentrekking en start verwijzen

Welkom!
Nederlands 
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nederlands 
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Slide 1 - Tekstslide

- Welkom
- Stillezen
- Samentrekkingen (gram.  formuleren en H2) - terugkijken
- Start verwijzen (Gram. en formuleren H3)

Doel:
- Je kunt benoemen wat een samentrekking is. 
- Je maakt zelf juiste samentrekkingen.
- Je gebruikt de juiste verwijswoorden
Vandaag in de les:

Slide 2 - Tekstslide

Stillezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Er bestaat voorwaartse en achterwaartse samentrekking:
Voorwaartse samentrekking: het gezamenlijke deel wordt genoemd in het eerste deel van de samentrekking en verderop weggelaten: een antieke lamp en een moderne (-);
Achterwaartse samentrekking: het gemeenschappelijke deel wordt genoemd in het laatste deel van de samentrekking en daarvóór weggelaten: binnen- en buitenland.
Samentrekkingen

Slide 4 - Tekstslide

Samentrekkingen komen voor op drie niveaus:


1. woordniveau 

2. woordgroepsniveau 

3. zinsniveau 
Samentrekkingen

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer mag je een samentrekking op zinsniveau gebruiken?

Samentrekken mag alleen als aan drie voorwaarden wordt voldaan:
1. de weggelaten woorden hebben dezelfde functie (zinsdeel, woordsoort),
2. dezelfde betekenis én
3. hetzelfde getal (enkelvoud/meervoud) als de woorden die blijven staan.
Samentrekkingen

Slide 6 - Tekstslide

De huishoudbeurs was druk bezocht, iets waar Anneke erg druk van werd.

Mag je druk weglaten?

Samentrekkingen

Slide 7 - Tekstslide

Verwijzen

Slide 8 - Tekstslide

In deze zin staat een fout, welke?
Karima vond in haar kookboek een lekker recept en gebruikte deze in het menu

Slide 9 - Open vraag

In deze zin staat een fout, welke?
In de krant stond een paginagrote advertentie van een bedrijf die nieuwe medewerkers zocht.

Slide 10 - Open vraag

In deze zin staat een fout, welke?
Zodra de brandweer arriveerde, begonnen ze te blussen.

Slide 11 - Open vraag

Hoe weet je of een woord mannelijk/vrouwelijk/onzijdig is?

Het-woorden = onzijdig.  (aardrijkskundige namen/ clubs/ verkleinwoorden
De-woorden = mannelijk of vrouwelijk

Kun je niet vaststellen of
een woord mannelijk of
vrouwelijk is, dan beschouw
je het als mannelijk. 
Verwijzen

Slide 12 - Tekstslide

hun/hen = 
hen = lijdend voorwerp en na een voorzetsel
hun = meewerkend voorwerp

Anita's ouders wonen dichtbij, ze bezoekt hen vaak. Ze neemt dan iets lekkers voor hen mee en bezorgt hun een gezellig middag
Verwijzen - let op:

Slide 13 - Tekstslide

wat verwijst naar =  
- dat en datgene
- onbepaald voornaamwoord (alles, niets, iets, het enige)
- overtreffende trap
- hele zin:

Er stond een file voor de brug, wat behoorlijk tegen viel

Verwijzen - let op:

Slide 14 - Tekstslide

Verwijs naar mensen met voorzetsel + wie=  
Verwijs naar dieren en dingen met daar/waar + voorzetsel = 

- De kapper bij wie ik wekelijks mijn haar laat doen, beschikt over een nieuw soort schaar, waarmee hij nog beter kan knippen

Verwijzen - let op:

Slide 15 - Tekstslide

Wat: Werk aan de planner van deze week:
1.  Grammatica H3 - verwijzen: opdracht 1, 2 en 3
2. Formuleren H3   - fouten met verwijswoorden - hele leerlijn

Wanneer: Deze week 
Hoe: Lees de theorie goed door, werk vooral netjes (kwaliteit boven kwantiteit)
Aan de slag:

Slide 16 - Tekstslide