Deel 1 - Les 5 - Psycholinguïstiek (MT)

Les 5 - Psycholinguïstiek
Lesdoelen: 

- je leert over de taalverwerving van een kind en de typische taalfouten

- je leert over de rol van het taalgedrag van volwassenen in de taalontwikkeling van een kind


1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 6

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 5 - Psycholinguïstiek
Lesdoelen: 

- je leert over de taalverwerving van een kind en de typische taalfouten

- je leert over de rol van het taalgedrag van volwassenen in de taalontwikkeling van een kind


Slide 1 - Tekstslide

Wat was jullie eerste woordje?

Slide 2 - Open vraag

Een vroege taalontwikkeling is een voorbode van hoge intelligentie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Hoe meer ouders tegen hun kind praten, hoe sneller het taal verwerft.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

1. Prelinguale periode
0-1 jaar

  • huilen
  • vocaliseren (eu, aaa, eee)
  • brabbelfase - eerst universeel, dan moedertaalspecifiek

Slide 5 - Tekstslide

2. Vroeglinguale periode
1-2,5 jaar

  • woorden herkennen + zelf vormen
  • opbouwen woordenlijst
  • holofrasen
  • vereenvoudiging

Slide 6 - Tekstslide

2. Vroeglinguale periode
Vereenvoudiging


  • Reductie: onbeklemtoonde lettergrepen of letters uit clusters  (sch, br, str) vallen weg. 
  • Vb.: wot (wortelen), baaf (braaf) 

  • Reduplicatie 
  • Vb.: bobo (boterham) 

  • Assimilatie
  • Vb.: banaan -> nanaan

Slide 7 - Tekstslide

3. Differentiatiefase
2,5-5 j

  • Verbanden leggen tussen woorden
  • Uitbreiden woordenschat - ook neologismen
  • Principe van de analogie toepassen
Vb..: fietste, gefietst -> werkte, gewerkt
! Overgeneralisatie
Vb.: *slaapte

Slide 8 - Tekstslide

4. Voltooiingsfase
5 - 9 jaar

  • Overgeneralisaties verdwijnen
  • Klanken moedertaal goed uitgesproken



Slide 9 - Tekstslide

In welke fase treedt het voorbeeld op?

tatata
A
Prelinguale fase
B
Vroeglinguale fase
C
Differentiatiefase
D
Voltooiingsfase

Slide 10 - Quizvraag

Waarvan is 'tatata' een voorbeeld?

Slide 11 - Open vraag

In welke fase treedt het voorbeeld op?

"waar melk?"
A
Prelinguale fase
B
Vroeglinguale fase
C
Differentiatiefase
D
Voltooiingsfase

Slide 12 - Quizvraag

Hoe heet een zinnetje zoals:
"waar melk?"

Slide 13 - Open vraag

In welke fase treedt het voorbeeld op?

"nanaan"
A
Prelinguale fase
B
Vroeglinguale fase
C
Differentiatiefase
D
Voltooiingsfase

Slide 14 - Quizvraag

Waarvan is de taalfout 'nanaan' een voorbeeld?

Slide 15 - Open vraag

In welke fase treedt het voorbeeld op?

spetti (i.p.v. spaghetti)
A
Prelinguale fase
B
Vroeglinguale fase
C
Differentiatiefase
D
Voltooiingsfase

Slide 16 - Quizvraag

Waarvan is 'spetti' een voorbeeld?

Slide 17 - Open vraag

In welke fase treedt het voorbeeld op?

"mama helpte daarmee"
A
Prelinguale fase
B
Vroeglinguale fase
C
Differentiatiefase
D
Voltooiingsfase

Slide 18 - Quizvraag

Waarvan is dit een voorbeeld?
'mama helpte hierbij"

Slide 19 - Open vraag

In welke fase treedt het voorbeeld op?

gugugu
A
Prelinguale fase
B
Vroeglinguale fase
C
Differentiatiefase
D
Voltooiingsfase

Slide 20 - Quizvraag

In welke fase treedt het voorbeeld op?

vrienderen
A
Voortalige fase
B
Vroegtalige fase
C
Differentiatiefase
D
Voltooiingsfase

Slide 21 - Quizvraag

In welke fase treedt het voorbeeld op?

eenenhonderd
A
Voortalige fase
B
Vroegtalige fase
C
Differentiatiefase
D
Voltooiingsfase

Slide 22 - Quizvraag

In welke fase treedt het voorbeeld op?

staanboot (i.p.v. surfplank)
A
Voortalige fase
B
Vroegtalige fase
C
Differentiatiefase
D
Voltooiingsfase

Slide 23 - Quizvraag

Waarvan is 'staanboot' een voorbeeld?

Slide 24 - Open vraag

Kritische noot
Begint taal bij de geboorte?
 
Bekijk de volgende video en noteer welke bevindingen over taalverwerving je nog kan toevoegen.  

Slide 25 - Tekstslide

3

Slide 26 - Video

00:45
Wanneer begint het leren van je moedertaal?
A
Meteen na de conceptie
B
Vanaf 26 weken zwangerschap
C
Meteen na de geboorte
D
Vanaf 3 weken na de geboorte

Slide 27 - Quizvraag

01:19
Wat hoort een ongeboren baby waardoor hij de taal leert?
A
De stem van zijn moeder
B
Omgevingsgeluiden
C
Het ritme van de taal
D
Klanken

Slide 28 - Quizvraag

02:33
Wat hoort niet bij child directed speech?
A
langzamer spreken
B
herhalingen
C
wijzen
D
snelle berekeningen in de hersenen

Slide 29 - Quizvraag

Bron: https://www.ted.com/talks/patricia_kuhl_the_linguistic_genius_of_babies#t-68579

Slide 30 - Tekstslide

Rol van volwassenen
Volwassenen praten vaak anders tegen een baby of een peuter dan tegen grotere kinderen of andere volwassenen. 

Zoek in de video typische kenmerken hiervan. 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Wat is het onderwerp van de reportage? (oef. 3 WB p. 55)

Slide 33 - Open vraag

Geef een typisch kenmerk van de manier waarop volwassenen tegen baby's praten

Slide 34 - Open vraag

Rol van volwassenen
 Kenmerken: 
  • Vraag stellen + zelf beantwoorden: een kind kan nog niet antwoorden met taal
  • Zelfstandig naamwoord + doen: een kind vervoegt nog geen werkwoorden
  • Praten met een hogere stem: een kind heeft een hoge stem
  • Onomatopeeën: het kind onthoudt sneller 'vroem' dan 'auto'
  • Herhaling: bevorderen reproductie

Slide 35 - Tekstslide

Wanneer begint het leren van je moedertaal?
A
direct na de conceptie
B
na ongeveer 26 weken in de baarmoeder
C
direct na de geboorte
D
vanaf de derde week na de geboorte

Slide 36 - Quizvraag

Wat hoort een ongeboren baby waardoor hij/zij de taal leert?
A
de stem van zijn/haar moeder
B
omgevingsgeluiden
C
het ritme van de taal
D
spraakklanken

Slide 37 - Quizvraag

Baby's horen
  • ritme
  • veelvoorkomende spraakklanken

Slide 38 - Tekstslide

Wat hoort NIET bij child directed speech?
A
langzamer spreken
B
snelle berekeningen in de hersenen
C
veel herhalen
D
wijzen

Slide 39 - Quizvraag