Fase 2, periode 4, les 4, bijvoeglijke naamwoorden - verkleinwoorden - bezit-s - zij/hun/hen STARTER en GEVORDERD

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Fase 2 

bijvoeglijke naamwoorden

verkleinwoorden 

herhaling bezit-s

herhaling zij/hun/hen

In deze les

• Uitleg en oefening bijvoeglijke naamwoorden
• Uitleg en oefening verkleinwoorden 
• Uitleg en oefening bezit-s
• Uitleg en oefening zij/hun/hen
• Actieve werkvorm
• Opdrachten StartTaal

Bijvoeglijke naamwoorden

het mooie huis, een mooi huis

het stoere meisje, een stoer meisje

de grote stoel, een grote stoel

de knappe jongen, een knappe jongen

Werkwoorden zo kort mogelijk: de geprinte brief

Zou je hier een ... blik op willen werpen?

1. kritisch
2. kritische

Ik vond die presentator maar een .... persoon.

1. raar
2. rare

Kijk uit, die tafel heeft een ... hoekje.

1. scherp
2. scherpe

Verkleinwoorden

• -je
  

sloofje, lachje, cognacje, knopje, taartje

• -tje
  

stoeltje, tafeltje, computertje, gebouwtje

• -pje
  

armpje, boompje, raampje

Verkleinwoorden

• -ng = nkje
  

ontsteking - ontstekinkje

haring - harinkje

vertelling - vertellinkje

paling - palinkje

Let op: ring = ringetje 

Verkleinwoorden

Bijzonder

sportcafé = sportcafeetje

cafetaria = cafetariaatje

taxi = taxietje

filmster = filmsterretje

lam = lammetje 

Verkleinwoorden

• getallen = 'tje
  

F16 = F16'tje

mp3 = mp3'tje

y = 'tje

whisky = whisky'tje

guppy = guppy'tje

soms niet: trolley = trolleytje | medley = medleytje

goed

fout

leuningkje

kassabonnetje

biercafé'tje

medleytje

lievelingetje

goed

fout

sateetje

klassenfotootje

liftboy'tje

tvtje

kiwietje

Bezit-s

• 's na een a, o, i, u, y
  

Danny's auto, Otto's jas, Ferdi's fiets, Anna's laptop

• 's na een afkorting, initiaal of cijfer
  

ABN's rente, M's rol, Willem II's overwinning, R2D2's geluiden

Bezit-s

• geen extra s maar wel een '
  

Bas' fiets, Max' vriendin, Niels' motor, Jonas' hond

• geen ' maar wel een s
  

Sannes huis, Jeroens vriend, Brams hulp

Milous kamer, Leonies gitaar

De puppy van Henk

1. Henks puppy
2. Henk's puppy
3. Henks' puppy

Het broodje van Leonie

1. Leonie's broodje
2. Leonies broodje
3. Leonies' broodje

De auto van Bas

1. Bas's auto
2. Bas auto
3. Bas' auto

De toets van Danny

1. Danny's toets
2. Dannys toets
3. Dannys' toets

Zij-hun-hen

Zij

onderwerp

Zij mogen van hun ouders ieder weekend uitgaan.

Willen zij niet liever een hapje mee-eten?

In de winter hebben zij een paar maanden vrij. 

Hun

Bezittelijk voornaamwoord

Gisteren hebben de buren hun auto verkocht.

Meewerkend voorwerp zonder voorzetsel

Hij geeft hun straf.

Meewerkend = aan/voor wie/wat? 

Hen

Na een voorzetsel

Ik geef het boek aan hen.

Als lijdend voorwerp

Hij ontslaat hen.  

.... gebruiken die oude bureaus niet meer. 

... ouders waren heel bezorgd. 

Ik kan het .... niet kwalijk nemen. 

We hebben ... niet gezien. 

zij

hun

hen

hun

Gaan we met ... naar de bioscoop?

1. zij
2. hun
3. hen

Hun gaan echt nooit meer weg uit Brabant. 

Willen zij niet liever naar huis gaan?

Hun versierpogingen zijn gruwelijk mislukt. 

Sarah weet hun elke keer weer te verrassen. 

fout

goed

goed

fout

Gerda snapt nu helemaal niets meer van ....

1. zij
2. hun
3. hen

Actieve werkvorm

• 10 minuten
• 2 personen tegen elkaar
• Bouw een toren. Degene met de hoogste toren wint. 
• Beantwoord de vraag: 

Goed? Leg een blokje. 

Fout? Haal een blokje weg.  

StartTaal les 4

• 3F | Taalverzorging | Spelling | Bijvoeglijke naamwoorden

Oefening 4, 5

• 3F | Taalverzorging | Spelling | Verkleinwoorden

Oefening 4, 5

• 3F | Taalverzorging | Spelling | Bezit-s

Oefening 4, 5

• 3F | Taalverzorging | Stijlkwesties | Zij-hun-hen

Oefening 4, 5