Aan de slag: opdr. 2 op p. 125Vul van de zinnen pv, ow, wg en lv in.
1. Die leuke broek heeft Moira bij ZARA of H&M gekocht.
2. Soms rijdt mijn broer met zijn scooter door een rood verkeerslicht.
3. Welk reclamespotje heeft vorig jaar eigenlijk de Gouden Loeki gewonnen?
4. In deze scheurkalender kun je elke dag een leuk weetje lezen.
5. Apa Sherpa stond al 21 keer op de top van de Mount Everest (8848 meter hoog).
6. Tot ontzetting van de toeschouwers schoot de voetballer de bal in het eigen doel.