Les 'Stijl' hoofdstuk een

Formuleren en stijl
Begrijpelijk formuleren
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Formuleren en stijl
Begrijpelijk formuleren

Slide 1 - Tekstslide

FORMULEREN  

Slide 2 - Tekstslide

Stijlstrategieën
Eerste hoofdstuk
Stijlstrategieën:  de juiste toon en concreet formuleren.


Slide 3 - Tekstslide

De juiste toon
Moet passend zijn.
1. Maak een plaatje in je hoofd van degene(n) aan wie je schrijft.
2. Stel de vraag: hoe is mijn relatie met de lezer(s): bevriend / zakelijk / eerste contact etc.?
3. Bedenk welke aanspreekvorm daarbij prettig is: je of u? Hallo…, Dag…, Beste… etc.
4. Welke boodschap wil je overbrengen?

Slide 4 - Tekstslide

Concreet formuleren
Duidelijke zinnen: afwisselen lange en korte zinnen
Concrete formuleringen: vermijd 'vage formuleringen'

Slide 5 - Tekstslide

‘Vage woorden’ maken een tekst minder helder. Voorbeelden hiervan zijn: 

Een beetje, nogal, de meeste, vaak, enkele, een aantal, meestal, soms


Ook werkwoorden kunnen vaag zijn: 

Ik zal het huiswerk proberen te maken

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Donderdag
Eindopdracht blz. 10 af.
Doel: 
Je experimenteert met schrijfstijl. De twee mailtjes gaan over hetzelfde onderwerp, maar de schrijfstijl van de mailtjes is (heel) verschillend. 
Controleer je tweede mailtje. Analyseer of de stijl passend en duidelijk is. Herschrijf zo nodig je tweede mailtje met behulp van stijlstrategie 1 en 2. 

Slide 8 - Tekstslide

Signaalwoorden (uitleg) 
Tekstverband:                                                  Signaalwoord:
voorbeeld                                                           zo, zoals, bijvoorbeeld
reden/ argument                                             want, omdat, daarom
conclusie/ standpunt                                     dus, kortom, dan ook


Slide 9 - Tekstslide

http://nederlandsindeonderbouw.weebly.com/uploads/1/3/8/0/13804264/2311985_orig.jpg

Slide 10 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet! (Zelfs in boekjes van Nijntje worden signaalwoorden gebruikt:).)
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.

Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school. --> Er wordt iets OPGESOMD!

Slide 11 - Tekstslide

Hoe ziet de les er vandaag uit?
Onderwerp van deze les:  verwijswoorden, synoniemen en omschrijvingen.




Slide 12 - Tekstslide

Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:





mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 13 - Tekstslide

Referent bier
Verwijswoorden het – zijn – dit - dat
Synoniemen pint(je), pils
(Opvallende) omschrijvingen: alcoholische drank, populaire dorstlesser, brouwsel, gerstenat, spa geel, appelsap voor gevorderden.

Slide 14 - Tekstslide

Referent Messi
Verwijswoorden hij – hem - zijn
(Opvallende) Omschrijvingen: Argentijns topvoetballer, nummer tien van Barçelona, begaafde linkspoot, de vlo, de tovenaar van Barça

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video