Vandaag zullen we alle stof van chapitre 6 herhalen
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1
In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Herhaling chapitre 6
Vandaag zullen we alle stof van chapitre 6 herhalen
Slide 1 - Tekstslide
Les buts?
Aan het einde van de les:
Weet ik wat ik nog moet leren voor de repetitie
Kan ik Franse vraagwoorden in een Franse zin plaatsen
Kan ik een zin in de toekomende tijd zetten
Slide 2 - Tekstslide
Vocabulaire
Geef de vertaling van het Nederlandse woord
Slide 3 - Tekstslide
het voetbalveld
Slide 4 - Open vraag
met de auto
Slide 5 - Open vraag
snel
Slide 6 - Open vraag
ik ken
Slide 7 - Open vraag
Vocabulaire
Geef de vertaling van het Franse woord
Slide 8 - Tekstslide
seulement
Slide 9 - Open vraag
le soleil
Slide 10 - Open vraag
retrouver
Slide 11 - Open vraag
pas du tout
Slide 12 - Open vraag
Vocabulaire
Welk woord hoort in de zin?
Slide 13 - Tekstslide
Amsterdam est la ville/la capitale de la Hollande.
A
la ville
B
la capitale
Slide 14 - Quizvraag
Il y a trop de/le temps choses à faire.
A
trop de
B
le temps
Slide 15 - Quizvraag
Je veux/je connais manger des frites.
A
je veux
B
je connais
Slide 16 - Quizvraag
Au moins/les gens sont gentils
A
au moins
B
les gens
Slide 17 - Quizvraag
Grammaire bron D
Een vraag stellen in het Frans.
Wat is de Nederlandse betekenis van het vraagwoord dat je ziet?
Slide 18 - Tekstslide
où
A
hoe
B
wie
C
wanneer
D
waar
Slide 19 - Quizvraag
quand
A
wie
B
wanneer
C
wat
D
waarom
Slide 20 - Quizvraag
comment
A
hoe
B
hoeveel
C
wat
D
wie
Slide 21 - Quizvraag
pourquoi
A
wanneer
B
waarom
C
waar
D
hoeveel
Slide 22 - Quizvraag
Grammaire bron D
Welk vraagwoord hoort er in de zin?
Slide 23 - Tekstslide
On va _________? On va à Amsterdam.
Slide 24 - Open vraag
C'est _________ ton anniversaire?
Slide 25 - Open vraag
C'est _______ ton frère?
Slide 26 - Open vraag
Grammaire bron H
Het werkwoord aller en de futur proche.
Welke vorm van aller hoort er in de zin?
Slide 27 - Tekstslide
Het werkwoord 'aller' vervoegen:
Frans
Nederlands
je vais
ik ga
tu vas
jij gaat
il/elle va
hij/zij gaat
on va
wij gaan
nous allons
wij gaan
vous allez
u gaat/jullie gaan
ils/elles vont
zij gaan
Slide 28 - Tekstslide
Vul de goede vorm van 'aller' in: je ...
A
vais
B
vas
C
va
D
vont
Slide 29 - Quizvraag
Vul de goede vorm van 'aller' in: on ...
A
vas
B
va
C
allons
D
allez
Slide 30 - Quizvraag
Vul de goede vorm van 'aller' in: vous ...
A
allons
B
allez
C
aller
D
vont
Slide 31 - Quizvraag
De toekomende tijd
Als je iets wilt zeggen in het Frans dat nog moet gaan gebeuren, dan gebruik je een vorm van 'aller' + een heel werkwoord.
Zinsvolgorde wordt dan:
onderwerp + vorm van aller + heel werkwoord + rest van zin
Slide 32 - Tekstslide
Hoe op de toets?
Op de toets krijg je het Franse hele werkwoord gegeven. Jij moet die zin dan in de toekomende tijd zetten. Dat doe je door de juiste vorm van aller te noteren en daarna het hele werkwoord.
Slide 33 - Tekstslide
(trouver) Tu ______ ______ ton chien!
Slide 34 - Open vraag
(dormir) Nous ______ ______ à l'hôtel.
Slide 35 - Open vraag
(habiter) Je ______ ______ à Paris.
Slide 36 - Open vraag
(manger) Pierre ______ _______ des frites.
Slide 37 - Open vraag
Evaluatie
Schrijf nu voor jezelf in je schrift op waar jouw aandachtspunten liggen bij de voorbereiding voor de repetitie.