Het kind .......................... (zeven, vt) het zand in de zandbak.
Mijn zusje heeft het zand in de zandbak .............................. (zeven).
Mijn moeder .......................... (vertellen) een verhaal.
Ik heb haar dat gisteren nog ................................... (vertellen)!
.................................... (lachen) fietste ik naar school.
Slide 3 - Tekstslide
Samenstellingen
Samengesteld woord = woorden die los voorkomen, combineren tot één nieuw woord
Rug + zak = rugzak
Sport + outfit = sportoutfit
Koning + dag = Koningsdag
Dorp + straat = dorpsstraat (want: dorpsfeest)
Slide 4 - Tekstslide
Samenstellingen
Tussen -e
Zelfstandig naamwoord van het eerste deel heeft twee meervouden Reserve (reserven/reserves) + band = reserveband Groente (groenten/groentes) + soep = groentesoep
Zelfstandig naamwoord van eerste deel heeft geen meervoud/is er maar 1 van Roggebrood, zonnebril
Eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord Apetrots, pikkedonker
Slide 5 - Tekstslide
Samenstellingen
Tussen -en
Zelfstandig naamwoord van het eerste deel heeft een meervoud op -en Kaart + bak = kaartenbak
Tussen -er
Zelfstandig naamwoord van het eerste deel heeft een meervoud op -eren Ei + dop = eierdop, kind + fiets = kinderfiets
Slide 6 - Tekstslide
Samenstellingen
Koppelteken
Bij aardrijkskundige namen: Noord-Holland, Zuid-Europees