In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Oefentoets m&m H1,2,3,4
Slide 1 - Tekstslide
Veel Europese steden zijn ontstaan in de middeleeuwen. Waar ontstonden deze steden vooral? Verklaar dit. (2p)
Slide 2 - Open vraag
Wanneer spreek je van een agglomeratie? (1p)
A
Als dorpen groener zijn dan steden
B
Als dorpen vastgroeien aan steden
C
Als steden groter en groter worden
D
Als steden het platteland opslokken
Slide 3 - Quizvraag
Waarom werd er na de Tweede Wereldoorlog veel hoogbouw neergezet? (1p)
Slide 4 - Open vraag
Waarom is het bij de evenaar warmer dan bij de polen? (1p)
Slide 5 - Open vraag
De Nederlandse winters zijn meestal niet enorm koud. Verklaar dat. (1p)
Slide 6 - Open vraag
Kies de juiste woorden. Stijgingsneerslag ontstaat vooral in de buurt van de evenaar/polen. De lucht is daar namelijk kouder/warmer dan in andere gebieden. Daardoor bevatten de wolken meer/minder water. (3p)
Slide 7 - Open vraag
Waarmee wordt de welvaart van landen op meerdere kenmerken gemeten? (1p)
A
BBP per hoofd
B
Gezondheidszorg
C
Human Development Index (HDI)
D
Onderwijs
Slide 8 - Quizvraag
Noem twee manieren waarom centrumlanden zich hebben verrijkt in de periode van het kolonialisme. (1p)
Slide 9 - Open vraag
In mijnen delven bedrijven stoffen als kopererts, ijzererts en steenkool. Onder welke sector vallen deze bedrijven? (1p)
A
Diensten
B
Industrie
C
Landbouw
D
Infrastructuur
Slide 10 - Quizvraag
Lees de vier uitspraken over de waterkringloop. Kies de juiste woorden. (2p) 1. Bij de korte waterkringloop valt het water na verdamping in zee/op het land. 2. Er is minder verdamping van neerslag in de zomer/winter. 3. Neerslag stroomt sneller naar de rivieren in vlakke/heuvelachtige gebieden. 4. Neerslag zakt moeilijker in de bodem op het platteland/in de stad.
Slide 11 - Open vraag
n de benedenloop wordt een rivier ondieper. Dat komt door een oorzaak en een gevolg. Wat is de oorzaak en het gevolg? (2p)