30.8. Kap 1 C

Willkommen!
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Willkommen!

Slide 1 - Tekstslide

Programm, Mittwoch 30.8.
Hulpwerkwoorden
Sterke werkwoorden met a en e in stam
Lesen

Slide 2 - Tekstslide

Hulpwerkwoorden

Slide 3 - Tekstslide

habe
haben
seid
hat
 hast
haben
 sind
bin
ist
ich
habt
sind
 bist
du
er, sie, es
wir
ihr
Sie, sie
werde
wirst
wird
werden
werden
werdet

Slide 4 - Sleepvraag

Hoe herken je een sterk werkwoord in het Nederlands

Slide 5 - Open vraag

Sterke werkwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Lisa sagt: "Da drüben sehe ich einen Vogel, siehst du ihn auch?" Sie gibt Paul ihr Fernglas. Paul  guckt, aber er sieht nichts. "Ich kann nichts sehen.' Er fragt die anderen: "Seht ihr einen Vogel?". "Wir sehen auch nichts." sagen sie. "Kannst du uns das Fernglas mal geben?"

Slide 7 - Tekstslide

Regel
Sterke werkwoorden met een "e" in de stam krijgen
bij: du  +  er, sie, es 


Als de "e" lang klinkt e -----> ie   bijv. sehen, du siehst
Als de "e" kort klinkt e -----> i     bijv. helfen, du hilfst

Slide 8 - Tekstslide

Sterke werkwoorden met e in stam t.t.


helfen


sehen
ich
helf - e
seh - e
du
hilf - st
sieh - st 
er/sie/es
hilf - t
sieh - t
wir
helf - en
seh - en
ihr
helf - t
seh - t 
sie/Sie
helf - en
seh - en
geholfen
gesehen

Slide 9 - Tekstslide

lesen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
lese
liest
liest
lesen
lest
lesen

Slide 10 - Sleepvraag

Uitzonderingen
bij geben, nehmen en treten wordt het "ee" een "i"
ich gebe --> du gibst / er gibt
ich nehme --> du nimmst / er nimmt
ich trete --> du trittst / er tritt

Let op! Bij nehmen wordt het "h" een "m" bij treten krijg je "tt"

Slide 11 - Tekstslide

Sterke werkwoorden met e in stam t.t.


helfen


sehen


geben


nehmen


treten
ich
helf - e
seh - e
geb - e
nehm - e
tret - e
du
hilf - st
sieh - st 
gib- st
nimm - st
tritt - st
er/sie/es
hilf - t
sieh - t
gib - t
nimm - t
tritt - t
wir
helf - en
seh - en
geb - en
nehm - en
tret - en
ihr
helf - t
seh - t 
geb - t
nehm - t
tret - et
sie/Sie
helf - en
seh - en
geb - en
nehm - en
ret - en
geholfen
gesehen
gegeben
genommen
getreten

Slide 12 - Tekstslide

geben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
gebe
gebt
gibt
geben
gibst
geben
gibe
gibben

Slide 13 - Sleepvraag

goed of fout?
A
er list
B
er liest

Slide 14 - Quizvraag

Du (sprechen)..................immer so leise.
A
sprichst
B
spricht
C
sprecht
D
sprechst

Slide 15 - Quizvraag

Der Arzt (geben)..............Meike eine Spritze.
A
gebt
B
gibst
C
gibt

Slide 16 - Quizvraag

(essen) Was ............ du am liebsten?

Slide 17 - Open vraag

(helfen) Mein Vater ............ mir immer bei den Hausaufgaben.

Slide 18 - Open vraag

(helfen) ............ du mir dabei?

Slide 19 - Open vraag

sterke werkwoorden
 met a in stam

Slide 20 - Tekstslide

Sterke werkwoorden met a 
bij: du, er, sie, es 

 a -----> ä   
bijv. tragen: du trägst, er,sie,es trägt



Slide 21 - Tekstslide

Sterke werkwoorden met a in stam t.t.


fallen


lassen


halten
ich
fall - e
lass - e
halt - e
du
fäll  - st
läs - st 
hält- st
er/sie/es/man
fäll  - t
läss - t
hält
wir
fall  - en
lass - en
halt - en
ihr
fall  - t
lass - t 
halt - t
sie/Sie
fall  - en
lass - en
halt- en
gefallen
gelassen
gehalten

Slide 22 - Tekstslide

fahren
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
fahre
fährst
fahrt
fahren
fährt
fahren

Slide 23 - Sleepvraag

fallen - du ______
A
fällst
B
fallst
C
fällt
D
fallt

Slide 24 - Quizvraag

Regel

Geldt ook voor          laufen: du läufst, er,sie,es läuft
                                           stoßen: du stößt, er,sie,es stößt

Slide 25 - Tekstslide

Sterke werkwoorden met a in stam t.t.


fallen


lassen


halten


laufen


stoßen
ich
fall - e
lass - e
halt - e
lauf - e
stoß - e
du
fäll  - st
läss - st 
hält- st
läuf - st
stöß - st
er/sie/es
fäll  - t
läss - t
hält
läuf - t
stöß - t
wir
fall  - en
lass - en
halt - en
lauf - en
stoß - en
ihr
fall  - t
lass - t 
halt - t
lauf - t
stoß - et
sie/Sie
fall  - en
lass - en
halt- en
lauf- en
stoß - en
gefallen
gelassen
gehalten
gelaufen
gestoßen

Slide 26 - Tekstslide

laufen - Der Schüler _______ durch die Sporthalle?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

Lesen
Bücherkiste

Slide 29 - Tekstslide

HA für Montag 4.9.  

Lernen: Wörterliste Kleidung 2 (classroom)

Machen: C9


Slide 30 - Tekstslide

Klassensprache üben

Slide 31 - Tekstslide

Hulpwerkwoorden
Zoek de hulpwerwoorden in de tekst

Slide 32 - Tekstslide

Goed of fout?

er nihmt
A
goed
B
fout

Slide 33 - Quizvraag

ik lees (lesen)
A
ich lese
B
ich liese

Slide 34 - Quizvraag

Mijn moeder geeft (geben)
A
Meine Mutter gebt
B
Meine Mutter gibt

Slide 35 - Quizvraag

wij nemen (nehmen)
A
wir nehmen
B
wir nimmen

Slide 36 - Quizvraag