Grammatica zinsdelen: hoofd- en bijzinnen

Grammatica zinsdelen 
hoofd- en bijzinnen 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsdelen 
hoofd- en bijzinnen 

Slide 1 - Tekstslide

Voordat we beginnen... 

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?

Slide 3 - Woordweb

Wat leer je in deze les?
  • Je weet het verschil tussen een enkelvoudige en een meervoudige zin.
  • Je weet het verschil tussen een hoofd- en bijzin.
  • Je kan een hoofd- en bijzin benoemen in de zin. 

Slide 4 - Tekstslide

enkelvoudige zin

Slide 5 - Woordweb

samengestelde zin

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Video

Even checken... 

Slide 8 - Tekstslide

Een samengestelde zin heeft altijd één persoonsvorm.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

In een bijzin staan onderwerp en persoonsvorm nooit naast elkaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Bij een hoofdzin staan onderwerp en persoonsvorm altijd naast elkaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Opdracht 1
Geef van de volgende zinnen aan of je te maken hebt met een enkelvoudige of samengestelde zin. 

Slide 13 - Tekstslide

Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met zes of meer kinderen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 14 - Quizvraag

Zes studerende kinderen kunnen een behoorlijke kostenpost vormen voor ouders.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 15 - Quizvraag

Volgens sommige theorieën is de oudste de slimste, maar dat is achterhaald.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 16 - Quizvraag

Hoewel de oudste thuis weleens de baas kan spelen, wordt hij of zij op school vaak gecorrigeerd.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 17 - Quizvraag

Soms komt een deel van de opvoeding neer op de oudste van het gezin.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 18 - Quizvraag

Toch zou het oudste kind niet willen ruilen met zijn broertjes of zusjes, omdat het zich erg gewaardeerd voelt.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 19 - Quizvraag

Opdracht 2 
Geef van de volgende zinnen aan of de zin uit hoofdzin + hoofdzin (H+H) of een hoofdzin + bijzin (H+B of B+H).

Slide 20 - Tekstslide

In het nieuwe restaurant stond de ober al op ons te wachten en hij begroette ons hartelijk.
A
H+H
B
H+B
C
B+H

Slide 21 - Quizvraag

Toen de zomervakantie dichterbij kwam, werden sommige leerlingen minder gemotiveerd.
A
H+H
B
H+B
C
B+H

Slide 22 - Quizvraag

Als ik jou was, zou ik zeker op tijd komen voor de eerste bijles van de wiskundedocent.
A
H+H
B
H+B
C
B+H

Slide 23 - Quizvraag

Daniel had zich opnieuw verslapen, omdat hij had zitten gamen tot laat in de avond.
A
H+H
B
H+B
C
B+H

Slide 24 - Quizvraag

Denk je dat deze nieuwe sport een kans maakt om toegelaten te worden op de Olympische Spelen?
A
H+H
B
H+B
C
B+H

Slide 25 - Quizvraag

Honderden jongeren stonden in de rij voor het concert, want het optreden van de plaatselijke band was gratis.
A
H+H
B
H+B
C
B+H

Slide 26 - Quizvraag

Opdrachten maken in NN Online:

hf. 5 Grammatica zinsdelen - samengestelde zinnen
Maak de opdrachten op jouw niveau.

Slide 27 - Tekstslide

Nog even om te controleren... 

Slide 28 - Tekstslide

Een samengestelde zin kan bestaan uit twee of meer samengevoegde zinnen.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

In een hoofdzin passen andere zinsdelen tussen onderwerp en persoonsvorm.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Een zin met meer dan één persoonsvorm heet een samengestelde zin.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Lesdoelen 
Je weet het verschil tussen een enkelvoudige en een meervoudige zin.
Je weet het verschil tussen een hoofd- en bijzin.
Je kan een hoofd- en bijzin benoemen in de zin.

Slide 32 - Tekstslide

Ik snap het nu!
A
Ja!
B
Redelijk, maar heb geen extra uitleg nodig.
C
Nee echt niet, graag meer uitleg

Slide 33 - Quizvraag