Lezen Blok 1

Lezen 
Blok 1 en 2
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lezen 
Blok 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

Je kan blok 1 (havo & vwo):
- Tekstdoel bepalen van een tekst.
- Tekstsoort bepalen van een tekst.
- De indeling van een tekst herkennen : inleiding, kern en slot.
- Een alinea herkennen.
- Het onderwerp van een tekst bepalen.
- Benoemen voor welk publiek de tekst is geschreven.
- Kan je teksten met elkaar vergelijken.



Je gaat:
- bij teksten het tekstdoel benoemen.
- bij teksten de tekstsoort benoemen.
- bij teksten het onderwerp & publiek benoemen.
- vragen maken over de tekst.

Slide 2 - Tekstslide

Tekstdoel
Je vraagt je dan af: Wat wil de schrijver vooral met deze tekst? Of wat wil de schrijver dat ik weet of doe na het lezen van deze tekst?

Slide 3 - Tekstslide

De tekstdoelen
1. Informeren: je komt iets nieuws te weten, je krijgt alleen informatie, geen uitleg.
2. uitleg geven: je krijgt uitleg over hoe iets in elkaar zit, werkt of gebruikt moet worden.
3. overtuigen: je wordt met argumenten overtuigd dat iemands mening de juiste is.
4. overhalen: je wordt aangespoord met activerende woorden iets te kopen/ te gaan doen.
5. amuseren: vermaken.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden van teksten bij de tekstdoelen
1. informeren: nieuwsbericht, verslag, zakelijke brief, notulen, logboek, werkstuk, encyclopedietekst, informatieve tekst in krant of tijdschrift.
2. uitleg geven: schoolboektekst, achtergrondtekst in krant of tijdschrift, handleiding, instructie, brochure, recept, zakelijke brief.

Slide 5 - Tekstslide

3. overtuigen: ingezonden brief, recensie, commentaar, meningtekst in krant of tijdschrift, column of weblog
4. overhalen: reclame, advertentie, recensie, folder, pamflet, open brief, klachtenbrief, sollicitatiebrief.
5. amuseren: gedicht, verhaal, songtekst, jongerenroman.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Publiek
Een schrijver kan zijn tekst voor verschillende soorten publiek schrijven:
Een breed publiek, een kleiner publiek, een publiek van één persoon of een kleine groep mensen.
De schrijver wil dat zijn publiek, waarvoor hij de tekst schrijft, de tekst interessant vindt. 

Slide 8 - Tekstslide

Tekstdelen
inleiding -  heeft als doel om de lezer nieuwsgierig te maken naar de tekst.
middenstuk- verschillende alinea's met deelonderwerpen
slot- heeft als doel om de tekst af te sluiten.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Manieren om een tekst in te leiden:
1. het onderwerp aankondigen
2. een kort, grappig of bijzonder verhaaltje vertellen
3. een of meer vragen stellen
4. de aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen

Slide 11 - Tekstslide

Manieren om een tekst af te sluiten:
1. een korte samenvatting van de tekst geven
2. een conclusie van de tekst geven
3. een advies geven 

Slide 12 - Tekstslide

Onderwerp
Om het onderwerp van de tekst te bepalen, lees je een tekst eerst oriënterend: titel, eerste zinnen, tussenkopjes, laatste zinnen, anders gedrukte woorden, illustraties, bronvermelding.

Een onderwerp bestaat vaak uit verschillende deelonderwerpen
Een stukje tekst over zo'n deelonderwerp noem je een alinea.

Slide 13 - Tekstslide

Verwijswoorden
Een schrijver gebruikt verwijswoorden om te voorkomen dat hij dezelfde woorden herhaalt, waardoor een tekst saai wordt.
Verwijswoorden kunnen naar één woord, een groepje woorden of een hele zin verwijzen. 

Lees dus goed terug of verder in de tekst om te kijken waar het naar verwijst. 

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld verwijswoorden.
- Iedereen die het belangrijk vond kon meehelpen. Dat kon in de vorm van geld, maar ook door spullen te doneren. 
- Een videogame die zo gaaf is, dat je niet kan wachten tot die uitkomt.

Slide 15 - Tekstslide

Aan het werk
Havo 
Maak opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 (klaar? opdracht 8)

Vwo
Maak opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8 ( klaar? opdracht 6)



Slide 16 - Tekstslide

Opdracht
Zoek een tekst op internet en benoem de volgende onderdelen van de tekst:
- tekstdoel, tekstsoort en tekstvorm
- publiek (breed, kleiner, klein)
- tekstdelen (geef aan waar elke alinea begint en eindigt)
- inleiding, op welke manier?
- onderwerp
- deelonderwerpen van de alinea's
- zoek 5 verwijswoorden en vertel waar ze naar verwijzen
- slot, op welke manier wordt de tekst afgesloten?

Slide 17 - Tekstslide