In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Formuleren en spelling
Slide 1 - Tekstslide
Welke formuleringsfouten ken je?
Slide 2 - Woordweb
Wat is géén formuleringsfout?
A
Zure regen
B
Wij is mooi
C
Uitprinten
D
Lopend scheurt zijn broek
Slide 3 - Quizvraag
Let op welke theorie je gebruikt!
Slide 4 - Tekstslide
ze of zij
Slide 5 - Tekstslide
Schrijf bij de volgende zinnen op:
Noteer of er sprake is van een beknopte bijzinof een samentrekking.
Noteer of de beknopte bijzin of samentrekking goed of fout is.
Als de beknopte bijzin of samentrekking fout is, leg dan uit waarom deze fout is.
Verbeter zo nodig de beknopte bijzin of samentrekking.
Slide 6 - Tekstslide
Welke zin bevat een dubbelopfout?
A
Ze liep naar buiten om van de frisse buitenlucht te genieten.
B
Na de regenbui scheen de zon weer helder aan de hemel.
C
De leraar was tevreden met de inzet van de studenten tijdens de les.
D
"Ik snap het niet!" schreeuwde de gefrustreerde leerling.
Slide 7 - Quizvraag
In de volgende zin is sprake van een ...: De leraar kan nogal scherp uit de bocht komen
A
Dubbele herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie
Slide 8 - Quizvraag
Welke dubbelopfout herkende je in de vorige ABCD-antwoorden?
Slide 9 - Open vraag
Tevens vind ik het ook leuk om oma dit weekend te bezoeken.
A
Tautologie
B
Onjuiste herhaling
C
Dubbele ontkenning
D
Pleonasme
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een verwijswoord?
A
Een woord dat verwijst naar een zelfstandig naamwoord.
B
Een woord dat verwijst naar een ander woord.
C
Een woord dat verwijst naar een werkwoord.
D
Een woord dat verwijst naar zichzelf.
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een veelvoorkomende formuleringsfout bij verwijswoorden?
A
Het gebruik van een verwijswoord voor een zelfstandig naamwoord.
B
Het ontbreken van een duidelijk antecedent.
C
Het gebruik van een verwijswoord in plaats van een werkwoord.
D
Het gebruik van meerdere verwijswoorden in één zin.
Slide 12 - Quizvraag
De kat zat op de vensterbank en keek naar buiten.
Slide 13 - Open vraag
Ik heb meer boeken dan hij.
Slide 14 - Open vraag
Geschrokken door de plotselinge onweersbui, beëindigden we het kampeertripje.
Slide 15 - Open vraag
Ik ... (e-mailen) mijn vrienden om ze over het feest te vertellen.
A
mail
B
email
C
e-mail
D
e-mailt
Slide 16 - Quizvraag
Zij ... (printen) enkele belangrijke documenten voor de vergadering.
A
print
B
printte
C
printen
D
printten
Slide 17 - Quizvraag
Gisteren ... (downloaden) ik een nieuwe app op mijn telefoon.
Slide 18 - Open vraag
Morgen ... (vloggen) ze over hun reis naar Leuven.
Slide 19 - Open vraag
Meerdere werkwoorden?
Zet een komma tussen je antwoorden:
wordt, uitgelegd
Slide 20 - Tekstslide
Gisteren ... (spelen) de kinderen na schooltijd in het park en ... (eten) ijs.
Slide 21 - Open vraag
Slide 22 - Tekstslide
Had je niet door dat Jim zojuist ... (inspelen) op je onzekerheid en dat hij je maar wat op de mouw ... (spelden)?
Slide 23 - Open vraag
India ... (fabriceren) tegenwoordig een breed scala aan producten en ... (exporteren) ze vervolgens naar westerse landen.
Slide 24 - Open vraag
Johan zei: "Nog altijd ... (beloven) mijn vriendin na elke ruzie beterschap, maar ik ... (vermoeden) dat er nooit een eind zal komen aan onze meningsverschillen."
Slide 25 - Open vraag
Het ... (bedreigen) administratiekantoor ... (deleten) morgenochtend, voordat de inspecteurs arriveren, alle ... (belasten) bestanden over de ... (plegen) fraude.
Slide 26 - Open vraag
Vanmiddag ... (surfen) hij nog op het internet; nu ... (surfen) hij in de ... (kolken) branding van de Noordzee.
Slide 27 - Open vraag
Maak een zin van minimaal 6 woorden met het woord: vergoede
Slide 28 - Open vraag
Maak een zin van minimaal 6 woorden met het woord: vergoedde
Slide 29 - Open vraag
Maak een (samengestelde zin) met de volgende werkwoorden: deletet, verandert.
Slide 30 - Open vraag
Maak een (samengestelde zin) met de volgende werkwoorden: deletet, veranderd.