Tekst 3

Eindexamen 2019-I
Tekst 3
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Eindexamen 2019-I
Tekst 3

Slide 1 - Tekstslide

Markeren in een vraag
  • Regelnummers
  • Wat moet je doen? (uitleggen, verschil benoemen, citeren)
  • Aantal woorden dat je mag gebruiken
  • Andere zaken die je belangrijk lijken


Slide 2 - Tekstslide

Aantekeningen bij de tekst
  • Signaalwoorden (schrijf het tekstverband er in de kantlijn bij)
  • Kernzinnen
  • Vraagnummers
  • Moeilijke woorden
  • Andere opvallende zaken

Slide 3 - Tekstslide

Tekst 3 wordt vooral in het begin gekenmerkt door een spottende toon. Dat blijkt uit woordgroepen als: “verdraaid goed nieuws” (regel 1), “naast een uitstekend scrabblewoord” (regels 8-9) en “een voxpopje bij met blije sportschoolsenioren” (regels 17-18).
2p 25 Citeer uit de alinea’s 2 en 3 vier andere voorbeelden van woorden of woordgroepen die qua toon in dit rijtje passen.

Slide 4 - Open vraag

Vraag 25
Tekst 3 wordt vooral in het begin gekenmerkt door een spottende toon. Dat blijkt uit woordgroepen als: “verdraaid goed nieuws” (regel 1), “naast een uitstekend scrabblewoord” (regels 8-9) en “een voxpopje bij met blije sportschoolsenioren” (regels 17-18).
2p  25  Citeer uit de alinea’s 2 en 3 vier andere voorbeelden van woorden of
woordgroepen die qua toon in dit rijtje passen. 


Slide 5 - Tekstslide

Antwoord vraag 25
vier van de volgende woorden of woordgroepen:
− (wat) kwalitatief uitgedaagd (regels 24-25)
− de vrinden (van het Journaal) (regels 28-29)
− keurig (regel 29)
− (dat klinkt wederom) uiterst puik (regels 39-40)
− (dat dubbeltjes) met een beetje goede onderwijswil (op grote schaal
kwartjes kunnen worden) (regels 46-48)
− eindbaas (van BV Nederland) (regels 50-51)
indien vier antwoorden goed 2     
indien drie antwoorden goed 1     
indien minder dan drie antwoorden goed 0

Slide 6 - Tekstslide

In de alinea’s 1 en 2 wordt het resultaat van een onderzoek genoemd en
wordt besproken welke gegevens tot dit resultaat leidden.
4p 26 Vat het resultaat en de gegevens die daartoe leidden samen.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je
antwoord niet meer dan 55 woorden.

Slide 7 - Open vraag

Vraag 26
In de alinea’s 1 en 2 wordt het resultaat van een onderzoek genoemd en
wordt besproken welke gegevens tot dit resultaat leidden.
4p    26  Vat het resultaat en de gegevens die daartoe leidden samen.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je
antwoord niet meer dan 55 woorden

Slide 8 - Tekstslide

Antwoord vraag 26
De kern van een goed antwoord is:
• Eén op de drie dementiegevallen is te voorkomen                                                      1
• door vermijdbare leefstijlrisicofactoren / door aanpassing van de leefstijl     1
• Een lage bloeddruk/geen diabetes vermindert de kans op dementie /
Er is een verband tussen (hoge) bloeddruk en dementie                                             1
• Een hoog opleidingsniveau zorgt voor reservecapaciteit om (de
gevolgen van) dementie op te vangen / Een hoog opleidingsniveau
vermindert de gevolgen van dementie                                                                                  1
Maximumlengte van het antwoord: 55 woorden.
Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 9 - Tekstslide

27. Formuleer het centrale standpunt van de tekst.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 15 woorden.

Slide 10 - Open vraag

Vraag 27
Formuleer het centrale standpunt van de tekst.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 15 woorden

Slide 11 - Tekstslide

Antwoord vraag 27
maximumscore 2
De kern van een goed antwoord is:
Opleidingsniveau is geen leefstijl die je kunt kiezen. / Een lage opleiding is geen vermijdbaar onderdeel van iemands leefstijl.
Opmerking: Een deelscore is niet mogelijk.
Maximumlengte van het antwoord: 15 woorden.
Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 12 - Tekstslide

In de alinea’s 4 en 5 wordt gebruikgemaakt van argumentatie op basis van voorbeelden.
1p 28 Welk type argumentatieschema wordt in de alinea’s 4 en 5 nog meer
gebruikt? Er wordt ook gebruikgemaakt van argumentatie op basis van

A
autoriteit
B
oorzaak en gevolg
C
vergelijking
D
voor- en nadelen

Slide 13 - Quizvraag

“Bovendien is opwaartse mobiliteit niet per se gratis of gezond”. (regels 97-98)
1p 29 Leg uit waardoor volgens alinea 7 opwaartse mobiliteit niet per se gratis
is. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden.

Slide 14 - Open vraag

Vraag 29
“Bovendien is opwaartse mobiliteit niet per se gratis of gezond”.
(regels 97-98)
1p   29   Leg uit waardoor volgens alinea 7 opwaartse mobiliteit niet per se gratis is.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je
antwoord niet meer dan 20 woorden.

Slide 15 - Tekstslide

Antwoord vraag 29
De kern van een goed antwoord is:
De zelfcontrole/strijd die nodig is voor opwaartse mobiliteit zorgt ervoor dat
cellen sneller verouderen.

Opmerking
Ook goed: Je betaalt met je gezondheid.
Maximumlengte van het antwoord: 20 woorden.
Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 16 - Tekstslide

Waarom zou het volgens tekst 3 bezwaarlijk zijn om steeds meer zaken als leefstijl te beschouwen?
Dat is bezwaarlijk omdat
A
mensen dan de schuld krijgen van iets waar ze niets aan kunnen doen.
B
minderbedeelden te hard moeten knokken voor een hoge opleiding.
C
niet alle mensen in staat zijn om het hoogst haalbare te bereiken.
D
steeds meer ziekten worden gezien als onvermijdelijk.

Slide 17 - Quizvraag

Welke drie zinnen moet je in ieder geval opnemen in een korte samenvatting van tekst 3?
Noteer de nummers van je antwoord.

Slide 18 - Open vraag