Formatieve toets blok 1 en 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

De lamp in de verste hoek van de kamer is kapot.
Hoe benoem je kapot en in?

1. kapot=bijv. nw in=vz
2. kapot=Bijwoord in=lw
3. kapot=zelfst. nw in=bijv.nw
4. kapot=vz in=vz

Op deze fiets leer ik heel snel fietsen.
Hoe benoem je deze en snel

1. snel=bijv. nw deze=aanw. vnw
2. snel=bijw deze=betr.vnw
3. snel=bw deze =aanw. vnw
4. snel= bijv.nw deze =vz

Die grote is voor mijn zusje, ik neem die kleine bonbon wel.
Hoe benoem je grote en kleine?

1. grote= bijv.nw kleine=bijv.nw
2. grote=bw kleine=bw
3. grote=zelfst. nw kleine=bijv.nw
4. grote=voorzetsel kleine=bijv.nw

Zijn huis dat daar staat is van hem.
Hoe benoem je zijn en hem?

1. zijn=bez. vnw hem =pers.vnw
2. zijn=bez.vnw hem=bez. vnw
3. zijn=zelfst. nw hem=znw
4. zijn= pers.vnw hem=bez.vnw

Soms krijg ik van typen last van mijn pols
Hoe benoem je soms en typen.

1. soms=voorzetsel typen=znw
2. soms=bijwoord typen=werkwoord
3. soms=bijwoord typen=znw
4. soms=vz typen=ww

Niemand die daar staat weet het.
Hoe benoem je niemand en die?

1. Niemand=bijwoord die=aanw.vnw
2. Niemand=onbep.vnw die=betr.vnw
3. Niemand=onbep.vnw die=aanw. vnw
4. Niemand =znw die =betr. vnw

Ik heb het van haar geleerd.
Hoe benoem je het en haar?

1. het =onbep.vnw haar=pers. vnw
2. het =lw haar=pers.vnw
3. het=onbep. vnw haar=bez.vnw
4. het =pers.vnw haar=pers.vnw

Twee weken geleden hebben archeologen een granieten sarcofaag gevonden. Kijk goed naar de werkwoorden

1. hebben = kww en gevonden = zww
2. Hebben = pv en gevonden = volt.dw
3. hebben = infinitief en gevonden = pv.
4. Hebben = volt. dw en gevonden = infinitief

De sarcofaag is de grootste die ongeopend is gevonden

1. is = pv gevonden = volt. deelwoord.
2. Is = kww gevonden = infinitief
3. Is = hww gevonden = infinitief
4. gevonden=het enige ww in de zin.

Fluitend gingen zij hun werk maken.

1. fluitend=onv. dw gingen= volt. dw
2. fluitend=onv. dw maken = inf
3. fluitend =volt. dw maken= inf
4. gingen=volt.dw maken=inf

Een inbreker is dinsdag in Baarn op heterdaad betrapt
Wat kun je zeggen over de bwb?

1. Er zit er maar 1 in.
2. Er zitten er twee in.
3. Er zitten er drie in.
4. Er zit geen bwb in.

De man wist in te breken in een woning aan de Gerrit van Veenlaan.
Hoe benoem je "in ..............Veenlaan"?

1. vzvw
2. bwb
3. ow
4. lvw

Bij thuiskomst hoorde de eigenaar van het huis dinsdagochtend een vreemd geluid.
Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?

1. 3
2. 4
3. 5
4. 6

Wat is het lvw van de zin uit de vorige dia?Bij thuiskomst hoorde de eigenaar van het huis dinsdagochtend een vreemd geluid.

Ik twijfel aan mijn behaalde resultaten.

1. twijfel aan + vzvw
2. aan mijn behaalde resultaten=vzvw
3. aan mijn behaalde resultaten = lvw

Het scherm van mijn telefoon is stuk.

1. is stuk = nwg mijn =ow
2. is stuk =nwg Het scherm = ow
3. is= wwg Het scherm van mijn telefoon =ow
4. is stuk =nwg Het scherm van mijn telefoon =ow

Ik blijf het niet zeggen, hoor!

1. Ik = ow blijf= wwg
2. Ik=ow Blijf zeggen =wwg
3. het =ow blijf zeggen =wwg
4. het = lvw blijf zeggen = nwg

Vroeger wilde ik schrijfster of pianiste worden.

1. ik =ow wilde worden=wwg
2. ik= ow wilde schrijfster of pianiste worden =nwg
3. schrijfster= ow wilde worden =nwg
4. schrijfster of pianiste = ow wilde worden =wwg

De kat is meer dan een week buiten gebleven.

1. is=kww gebleven=zww
2. is=hww gebleven=zww
3. is=zww gebleven=zww
4. is=kww gebleven=hww

Zij is het knapste meisje van de klas

1. is=kww
2. is=hww
3. is=zww

Noem het enige wederkerige voornaamwoord.

Ik brak me het hoofd over welk dessert ik moest kiezen.

1. me= wederkerend vnw over = vz
2. me= wederkerig vnw welk=vragend vnw
3. kiezen= kww ik = pers. vnw
4. welk= onbep. vnw me =wederkerig vnw

Hoe ga je om met iemand die zichzelf voor de gek houdt?

1. je= onbep. vnw zichzelf = wederkerend vnw
2. je= persoonlijk vnw iemand =pers.vnw
3. iemand = onbepaald vnw die = pers. vnw
4. Hoe = vragend vnw zichzelf =wederkerig vnw

Het vijfde wiel aan de wagen.
Vijfde=?

1. bepaald rangtelwoord
2. Bepaald hooofdtelwoord
3. onbepaald rangtelwoord
4. onbepaald hoofdtelwoord

10 miljoen mensen lopen gevaar!
Wat= 10 miljoen?

1. Onbep. rang telwoord
2. Onbep. hoofdtelwoord
3. Bepaald rangtelwoord
4. Bepaald hoofdtelwoord

Je moet uitstappen bij de een-na-laatste-halte.

1. Bep. rangtelwoord
2. Onbep. rangtelwoord
3. Bep. hoofdtelwoord.
4. Onbep. Hoofdtelwoord.