herhaling werkoordspelling 27-3-2022

Welkom 
1 Jas op de gang
2 Mobiel in de bak
3 Kauwgom
in de prullenbak
4 Tas van tafel
5 Pak je spullen > schrift en een pen (later je laptop).

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 
1 Jas op de gang
2 Mobiel in de bak
3 Kauwgom
in de prullenbak
4 Tas van tafel
5 Pak je spullen > schrift en een pen (later je laptop).

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
1 Mededelingen van jullie?
2 absentie / iedereen spullen mee? schrift pen laptop

Uitleg over werkwoordspelling. Samen in Numo werken
Afsluiten
Je kan:
Persoonsvorm/onderwerp herkennen in een zin. Weet je wat een werkwoordelijk gezegde is en hoe je het lijdend voorwerp vindt


 

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
1 Mededelingen van jullie?
2 absentie / iedereen spullen mee? schrift pen laptop
3 Presentatie Joaz?
4 Uitleg over werkwoordspelling. Samen in Numu werken
6  Afsluiten
Je kan:
Persoonsvorm/onderwerp herkennen in een zin. Weet je wat een werkwoordelijk gezegde is en hoe je het lijdend voorwerp vindt
 

Slide 3 - Tekstslide

Welkom 
1 Jas op de gang
2 Mobiel in de bak
3 Kauwgom
in de prullenbak
4 Tas van tafel
5 Pak je spullen

Slide 4 - Tekstslide

taalvoutjes

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Ontleden 
Schrijf de zin over. Wat is de persoons vorm? Zet strepen tussen de zinsdelen.

Voor de thuiskomst van Funda gaan we het hele huis versieren.



Slide 8 - Tekstslide

zinsdelen
Voor de thuiskomst van Funda / gaan / we / het hele huis / versieren.

Wat is het onderwerp? Hoe vind je deze?

Slide 9 - Tekstslide

benoemen
Voor de thuiskomst van Funda / gaan / we / het hele huis / versieren.

pv: gaan
ow: we

Teken een plaatje in je hoofd. Wat is het belangrijkste in de zin?




Slide 10 - Tekstslide

werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?
Voor de thuiskomst van Funds / gaan / we / het hele huis / versieren.

Versieren: is dat een doe werkwoord? Doe je dat of ben je dat?



Slide 11 - Tekstslide

Voor de thuiskomst van Funda / gaan / we / het hele huis / versieren.
Versieren: is dat een doe werkwoord? Doe je dat of ben je dat?
Werkwoordelijk gezegde: is altijd iets wat je DOET.

Werkwoordelijk gezegde: gaan versieren.


Slide 12 - Tekstslide

maak een zin met ww gez
Voor de thuiskomst van Funda / gaan / we / het hele huis / versieren.

wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp =

Wie of wat gaan we versieren?  




Slide 13 - Tekstslide

Voor de thuiskomst van Funda / gaan / we / het hele huis / versieren.

Wie of wat gaan we versieren?  

Is ..... lijdend voorwerp. En lijdend voorwerp zit alleen in een werkwoordelijke gezegde. 


Slide 14 - Tekstslide

noteer in je schrift
Hoe vind je de persoonsvorm?

1. Als je de zin vragend maakt, komt de persoonsvorm op de eerste plaats.
2. Als je de zin in een andere tijd zet, verandert de persoonsvorm.
3. Als je de zin van enkelvoud naar meervoud verandert of andersom, verandert de persoonsvorm.


Slide 15 - Tekstslide

noteer in je schrift
Hoe vind je het onderwerp?
1. Als je wie of wat voor de persoonsvorm zet, is het antwoord op de vraag het onderwerp.
2. Als je de persoonsvorm van enkelvoud naar meervoud verandert, verandert het onderwerp ook.
3. Als je de zin vragend maakt met de persoonsvorm vooraan, komt het onderwerp meteen achter de persoonsvorm.



Slide 16 - Tekstslide

neem de zin over 

Yves moest bij de bakker een gesneden brood halen.
1. Wat is de persoonsvorm?
2. Zet strepen om de zinsdelen
3. Wat is het onderwerp?
4. Hoeveel werkwoorden zie je?
5. Welke vorm zijn de werkwoorden


Slide 17 - Tekstslide

Yves / moest /  bij de bakker / een gesneden brood / halen.

werkwoorden in de zin: moest halen
pv: moest.  Heel werkwoord: halen.
gesneden > zelfstandig naamwoord (heel brood, half brood) het verandert niet mee in de zin. Hoort bij brood. Dus geen werkwoord!

moeten halen > doe je dat? Of ben je dat?  = werkwoordelijk gezegde. 

Slide 18 - Tekstslide

Yves / moest /  bij de bakker / een gesneden brood / halen.

Iemand moet iets halen. Dat betekent dat we nog iets moeten benoemen.

wie of wat moest Yves halen? 

Slide 19 - Tekstslide

Yves / moest /  bij de bakker / een gesneden brood / halen.

Iemand moet iets halen. Dat betekent dat we nog de iets moeten benoemen.

wie of wat moest Yves halen? 

Een gesneden brood = lijdend voorwerp

Slide 20 - Tekstslide

zelfstandig naamwoorden
2
Woorden waar je een lidwoord (de, het of een) voor kunt zetten. 
1
Mensen, dieren, dingen, plaatsen. Ook abstracte woorden (geluk, liefde, hemel).
3
Eigennamen /plaatsnamen / landen ... aardijkskundige plekken (rivier, vulkaan).
4
Je kan ze verkleinen (jongetje, eendje, heuveltje,)

Slide 21 - Tekstslide

Numo
werkwoordspelling
Heb je nog geen sprongtoets gemaakt? Dan maken we deze gezamenlijk. 



anders mag je meekijken of zelfstandig verder gaan.

Slide 22 - Tekstslide