HAVO 4 Staatsvorming en Centralisatie

Wat is waar? Door staatsvorming en centralisatie
A
Nam de macht van de adel toe
B
Nam de macht van de adel af
C
Nam de macht van de steden toe
D
nam de macht van de koning af
1 / 10
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat is waar? Door staatsvorming en centralisatie
A
Nam de macht van de adel toe
B
Nam de macht van de adel af
C
Nam de macht van de steden toe
D
nam de macht van de koning af

Slide 1 - Quizvraag

Par. 4.3. Staatsvorming en Centralisatie
Het Begin van Staatsvorming en Centralisatie

In Frankrijk en Engeland wordt de macht gedurende de late middeleeuwen steeds meer naar 1 punt toe getrokken; Het hof van de Koning; = Centralisatie
De koning en het Parlement krijgt steeds meer Soevereiniteit = hoogste macht
Dit komt omdat de koning in deze landen door het parlement steeds meer zeggenschap krijgt over de; wetgeving, rechtspraak, het leger en vooral de belastingen in zijn land. Hierdoor ontstaat Staatsvorming; = Een land wordt via wetten en regels steeds meer een eenheid.
Deze ontwikkeling noemen we Centralisatie = alle bestuurlijke macht naar 1 punt.
Deze ontwikkeling gaat ten koste van de macht van de adel en steden.


Slide 2 - Tekstslide

Centralisatie Oorzaken:
  1.  . toename belang Geldeconomie:
                           
  • voor het leger moet je soldaten huren
      belastingen = macht
  • toename macht Parlement 
     alle 3 de standen worden  vertegenwoordigt
     in de Staten Generaal = op 1 punt.



    2.  Bestaan van de Standenmaatschappij:
                         
  • Koning en steden proberen de adel In toom te houden.
  •  Steden betalen Belasting, 
  • Belasting betaalt leger. Het leger geeft Koning macht en die beschermt hen voor adel.
  • Alle standen = Koning, Adel, geestelijkheid en  Burgers zijn vertegenwoordigd in Parlement = macht op 1 punt. .
 Begrippen:
Centralisatie, staatsvorming, huursoldaten, parlement, standen, geestelijkheid, Staten-generaal.

Slide 3 - Tekstslide

De Gevolgen in de late middeleeuwen voor drie 
landen:

1. Frankrijk. centralisatie en staatsvorming onder 1 koning en parlement.
De Fransen voelen zich een onder koning en kerk. 
Het parlement verliest aan macht. Koning wint macht

2. Duitsland decentralisati 
en ontstaan losse staatjes.
de keizer verliest macht t.k.v. adel en steden. 
3 Nederlanden
Centralisatie en toename macht Parlement
maar geen staatsvorming
gewesten blijven onafhankelijk in rechten en cultuur.

Slide 4 - Tekstslide

2

Slide 5 - Video

00:45
Het feodale stelsel had als grootste nadeel voor de koning:
A
De adel beschouwde het geleende land als hun eigen land en luisterden niet naar de koning
B
De adel vocht niet voor de koning, als deze hierom vroeg, maar alleen voor zichzelf.
C
De adel bestuurde het geleende land niet goed en liet dit verslonzen
D
De adel en de steden maakten zoveel ruzie dat de koning steeds meer moest optreden als scheidsrechter.

Slide 6 - Quizvraag

02:10
Waarom was belasting voor de koning erg belangrijk om Centralisatie voor elkaar te krijgen.

Slide 7 - Open vraag

Wat is geen kenmerk van staatsvorming en centralisatie?
A
Centraal bestuur vanuit hoofdstad
B
Meer macht voor de vorst
C
Meer macht voor de vorst
D
Meer macht voor de burgers

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide