5H 12.1 Gaswisseling deel 2

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Gaswisseling en uitscheiding
12.1 Gaswisseling deel 2
12.2 Longventilatie
12.3 De lever
12.4 De nieren
12.5 De huid



Slide 2 - Tekstslide

Programma
  • Leerdoelen 
  • Uitleg basisstof 12.1 --> Gaswisseling O2 en CO2
  • Checken op begrip met quizvragen
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting 

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe het inwendige milieu min of meer constant wordt gehouden door de longen.

Slide 4 - Tekstslide

Rode bloedcel
Bevat hemoglobine, dit is een eiwit met een heemgroep (een organische stof met ijzer erin).
Aan het ijzer kan zuurstof binden.

Slide 5 - Tekstslide

Zuurstof binden
Dit is een evenwichtreactie:
Hb + O2 ⇄ HbO2
Hemoglobine + zuurstof 
⇄ oxyhemoglobine

Slide 6 - Tekstslide

Zuurstof binden
Als alle ijzeratomen bezet zijn door zuurstof noem je hemoglobine verzadigd.

Bloed met verzadigd hemoglobine is lichtrood, bloed met hemoglobine die weinig zuurstof heeft gebonden is donkerrood. 

Slide 7 - Tekstslide

Zuurstof binden
Bloed met veel oxyhemoglobine is lichtrood bloed. 
Bloed met veel hemoglobine is donkerrood.

Slide 8 - Tekstslide

Opname zuurstof
Longblaasje: Diffusie van O2 door longblaasje in bloedvat (bloedplasma)
Bloedplasma: O2 wordt in het bloed gebonden aan hemoglobine (Hb) in de rode bloedcellen --> Oxyhemoglobine
Bloedplasma: Zuurstof concentratie nog steeds laag. 

In haarvaten komen de rode bloedcellen langs langs het O2 arme  weefselvloeistof --> O2 laat los en diffundeert naar het weefselvloeistof --> Vervolgens actieve opname door de O2 arme cellen.

Slide 9 - Tekstslide

Gaswisseling in de longblaasjes
Door diffusie
  • Zuurstof: longblaasje --> vocht in longblaasje --> bloed (longhaarvaten)
  • Koolstofdioxide --> bloed (longhaarvaten) --> vocht in longblaasje --> lucht in de longblaasjes

Diffusie wordt veroorzaakt door een verschil in zuurstofspanning (pO2) en koolstofdioxidespanning (pCO2). 

Slide 10 - Tekstslide

pO2
p is de druk 
Eenheid van p is Pascal (Pa)
Als de O2 druk (pO2) in een 
weefsel laag is, neemt het weefsel
veel O2 op en omgekeerd --> hoe lager de pO2, hoe meer zuurstofmoleculen er vrijkomen--> dus meer zuurstofverbruik door weefsel (actieve weefsels).
Het verband tussen de pO2 van het inwendig milieu en het percentage verzadigde hemoglobine wordt weergegeven in een verzadigingscurve. 

Slide 11 - Tekstslide

Er is weinig zuurstof dus het is een lage pO2. Dat betekent dat er dus weinig Hb-moleculen bezet zijn door zuurstof en dat er dus ook een laag O2-gehalte aanwezig is in het bloed op deze plek.
Alle O2 moleculen gebonden aan Hb. (max 4 moleculen per rode bloedcel) Er is veel zuurstof dus het is een hoge pO2. Dat betekent dat  dus alle Hb-moleculen bezet zijn door zuurstof en dat er dus ook een hoog O2-gehalte aanwezig is in het bloed op deze plek.
Stijle curve
Stijle deel curve:
kleine verandering in pO2 = grote verandering in O2-afgifte
(bijvoorbeeld: als een spier wat harder werkt, dan wordt de pO2 in het spierweefsel wat lager maar het krijgt gelijk veel meer O2 door afgifte vanaf het bloed)
Van invloed op O2-opname:
- Temperatuur
- pH (en pH wordt ook beïnvloed door CO2, want meer CO2 = meer H+)
Platte curve
Platte deel curve:
grote verandering in pO2 = kleine verandering in O2-opname

Slide 12 - Tekstslide

Afgifte koolstofdioxide
Dissimilatie in weefsels --> O2 verbruikt, CO2 komt vrij en diffundeert van de weefsels naar het bloedplasma.

CO2 diffundeert vanuit het bloed naar de longblaasjes. 





Een H atoom maakt iets zuur. Dus zuurstofarm bloed uit de spieren is zuur

Slide 13 - Tekstslide

Afgifte koolstofdioxide
Koolstofdioxide wordt op 3 manieren door het bloed vervoert:
  1. 7% wordt door het bloedplasma vervoert.
  2. 23% wordt in de rode bloedcellen vervoert --> gebonden aan hemoglobine.
  3. 70% wordt vervoerd als waterstofcarbonaationen (HCO3-) opgelost in het bloedplasma.






Een H atoom maakt iets zuur. Dus zuurstofarm bloed uit de spieren is zuur

Slide 14 - Tekstslide

  • O2 bindt aan hemoglobine


HbO2 = oxyhemoglobine
  • CO2  wordt H+ en HCO3-
  • H+ bindt aan hemoglobine
  • HCO3- in bloedplasma
  • Hemoglobine laat O2 los
Transport 
BiNaS 83E

Slide 15 - Tekstslide

Invloed pH
De pH van het bloed staat onder invloed van de concentratie CO2 --> hogere concentratie CO2 = zuurder bloed

CO2 in bloedplasma wordt HCO3- en H+, hierdoor lage pH bloed --> O2 komt vrij (door Hb + 02 ⇄ HbO2) --> pH bloed stijgt

De temperatuur heeft ook invloed op de pH --> hogere temperatuur --> meer O2 vrij uit hemoglobine (Hb) --> stijging pH bloed. 

Slide 16 - Tekstslide

Invloed pH/temperatuur samenvattend
Heel lastig geschreven stukje.
Samenvatting:
CO2 in bloedplasma wordt HCO3- en H+, hierdoor lage PH. Hierdoor komt meer zuurstof vrij.

Temperatuur ook invloed: hoge temp = meer zuurstof.

Slide 17 - Tekstslide

Er vindt ook meer diffusie plaats als het concentratieverschil tussen het bloed en de lucht groot is.
Op welke drie manieren houd je in de longen het concentratie verschil van zuurstof lekker groot?

Slide 18 - Open vraag

Wat zijn dan de beste omstandigheden voor veel gaswisseling?
A
Hoge temperatuur, klein oppervlak, grote afstand
B
Lage temperatuur, groot oppervlak, kleine afstand
C
Hoge temperatuur, groot oppervlak, kleine afstand
D
Lage temperatuur, groot oppervlak, grote afstand

Slide 19 - Quizvraag

Wanneer is de verzadiging van hemoglobine met O2 het laagst? Als het bloed...
A
.. warm en zuur is met een lage zuurstofconcentratie
B
... warm en zuur is met een hoge zuurstofconcentratie
C
..koud en basisch met een lage zuurstofconcentratie
D
..koud en basisch met een hoge zuurstofconcentratie

Slide 20 - Quizvraag

Door welke veranderde bloedwaarde(n) wordt de ademprikkel sterker?
A
Vooral door afname van O2 en een beetje door toename van pCO2
B
Vooral door toename van O2 en een beetje door afname van pCO2
C
Vooral door afname van pCO2 en een beetje door toename O2
D
Vooral door toename CO2 en een beetje door afname pO2

Slide 21 - Quizvraag

Is de pCO2 hoger in longslagader of in de longaders?
A
Hoger in de longslagader
B
Hoger in de longader

Slide 22 - Quizvraag

Is de pCO2 in de luchtpijp op tijdstip P hoger of lager dan op tijdstip Q?
A
Hoger
B
Lager

Slide 23 - Quizvraag

Hoe verandert de zuurstofafgifte van het bloed aan de weefsels wanneer de pCO2 in het weefsel stijgt?
A
Die neemt af
B
Die neemt toe
C
Die blijft gelijk

Slide 24 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de pH van het bloed in de longen?
A
De pH daalt door de daling van pCO2 in het bloed
B
De pH stijgt door de daling van de pCO2 in het bloed
C
De pH blijft gelijk
D
De pH stijgt door de stijging van de pCO2 in het bloed

Slide 25 - Quizvraag

Er wordt meer O2 afgegeven door het bloed als de volgende situatie in het orgaan geldt:
A
Hoge pO2, Hoge pCO2, Lage temp
B
Lage pO2, Hoge pCO2, Hoge temp
C
Hoge pO2, Lage pCO2, Hoge osmotische waarde
D
Lage pO2, Lage pCO2, Lage temp

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video

Huiswerk

Lezen 12.1
Maken: opdracht 6 t/m 12




Herhalen en/of extra oefenen

Playlist uitlegvideo's

Slide 28 - Tekstslide