4.4 Einde op -e of -en

Wat gaan we doen?
  • Terugblikken

  • Theorie 4.4 - einde op -e of -en
  • Huiswerk
  • Afsluiting  
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
  • Terugblikken

  • Theorie 4.4 - einde op -e of -en
  • Huiswerk
  • Afsluiting  

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 2 - Open vraag

Theorie 4.3 aan elkaar of los?
De volgende woorden schrijf je aan elkaar:
  • Samenstellingen (ook al wordt het nieuwe woord erg lang):     garagehouder, arbeidsovereenkomst, vermogensaanwasdeling,   ziektekostenverzekeringspolis.
  • Woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus een voorzetsel: erop, hierin,        daarmee, waarvan.
  • Getallen tot en met het woord duizend. De woorden duizend, miljoen en      miljard schrijf je dus los: 750 = zevenhonderdvijftig; 3.510 = drieduizend      vijfhonderdtien.

Slide 3 - Tekstslide

Hoort rodekool los of aan elkaar gespeld?
A
Los
B
Aan elkaar

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
eraan
B
er aan

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
vierduizendtwaalf
B
vier duizend twaalf
C
vierduizend twaalf

Slide 6 - Quizvraag

Theorie 4.3 - Aan elkaar of los?
Je verbindt woorden met een koppelteken als:

  • het woord begint met de voorvoegsels niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant-, adjunct-, substituut-, chef-, kandidaat-, interim-, stagiair-, leerling-, assistent-, collega- of meester-, Sint- en St.-: Sint-Nicolaas, oud-burgemeester, niet-rokers, leerling-verpleger, ex-man.
  • een samenstelling bestaat uit:
    - twee gelijkwaardige delen: zwart-wit, directeur-eigenaar.
    - meer dan twee woorden, waarbij de eerste twee delen gelijkwaardig zijn: prijs-kwaliteitverhouding, woon-werkverkeer.

Slide 7 - Tekstslide

Theorie 4.3 - Aan elkaar of los?
Je verbindt woorden met een koppelteken als:
  • De uitspraak anders onduidelijk is: mbo-opleiding, rente-inkomsten, micro-organisme.
  • Een deel van een samenstelling bestaat uit een naam, letters, cijfers of tekens: het kabinet-Rutte, de VPRO-gids, A4-formaat, een 3-jarige opleiding, het @-teken.
  • Het woord een samengestelde aardrijkskundige naam of afleiding is: Centraal-Europa, Noord-Hollandse.
  • Ze een vaste combinatie zijn: kant-en-klaarmaaltijden, kat-en-muisspel, nek-aan-nekrace.

Slide 8 - Tekstslide

Waar of niet waar?
non-stopvlucht is goed gespeld
Waar
Niet waar

Slide 9 - Poll

Waar of niet waar?
naapen is goed gespeld
Waar
Niet waar

Slide 10 - Poll

Waar of niet waar?
Midden-Amerika is fout gespeld
Waar
Niet waar

Slide 11 - Poll

Theorie 4.4 - Einde op -e of -en
Woorden als sommige, vele, enkele, laatste, beide, alle, andere schrijf je met -en als ze op personen slaan én zelfstandig gebruikt zijn:
  • De meesten wilden skiën.
  • Deze workshop trekt veel publiek. Sommigen komen zelfs twee keer.

ZIE: er staat geen zelfstandig naamwoord achter!

Let op: kun je een woord uit de zin ervoor of uit dezelfde zin achter het woord zetten, gebruik dan alleen -e:
Enkele studenten kozen voor het zeilkamp, maar de meeste (studenten) wilden skiën.
Op deze workshop komen veel mensen af. Sommige (mensen) komen zelfs twee keer.


Slide 12 - Tekstslide

Theorie 4.4 - Einde op -e of -en
MAAR:
Let op: kun je een woord uit de zin ervoor of uit dezelfde zin achter het woord zetten, gebruik dan alleen -e:

Enkele studenten kozen voor het zeilkamp, maar de meeste (studenten) wilden skiën.
Op deze workshop komen veel mensen af. Sommige (mensen) komen zelfs twee keer.


Slide 13 - Tekstslide

Veel leden vinden het vervelend, maar enkelen vinden het prima dat we eerder stoppen.
A
De zin is goed
B
De zin is fout

Slide 14 - Quizvraag

Als coördinator van de klachtenafdeling krijg je veel e-mails en daar worden sommigen heel nerveus van.
A
De zin is goed
B
De zin is fout

Slide 15 - Quizvraag

Willem heeft twee kleindochters en ze hebben beiden dezelfde kleur ogen als hij.
A
De zin is goed
B
De zin is fout

Slide 16 - Quizvraag

Vergelijk:
De meesten hebben honger 
(mensen, geen zelfstandig naamwoord)
De meeste hebben honger 
(dieren, geen zelfstandig naamwoord)
De meeste zijn failliet gegaan 
(bedrijven -dingen dus), geen zelfstandig naamwoord) 

Slide 17 - Tekstslide

Vergelijk:
De studenten zijn boos, de meeste zelfs woedend.
(verwijst naar studenten, je kunt het achter 'meeste' denken).

Ze zijn boos,  de meesten zelfs woedend.
Het publiek is boos,  de meesten zijn zelfs woedend.
(gaat om mensen, maar er is eerder geen woord genoemd dat je erachter kunt denken)

Slide 18 - Tekstslide

Toets Grammatica4
21 juni 2022 in de les

Slide 19 - Tekstslide

Herkansing Lezen & Luisteren
22 juni 2022 13.00

Slide 20 - Tekstslide

Cijfer P4:
Betoog
Toets
Huiswerk

Slide 21 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag
Wat?
Maak online van Gram 4.4  Einde op -e of -en:
Opdracht 1 tot en met 2
Extra opdracht


Slide 22 - Tekstslide

Succes met voorbereiden!

Slide 23 - Tekstslide