Overzicht periode 2

Overzicht taalgereedschap
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Overzicht taalgereedschap

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Toets inplannen
  • De verschillende onderdelen herhalen
  • Actieve werkvorm met de bal
  • Zelfstandig oefenen
  • Afsluiten 

Slide 2 - Tekstslide

Toets taalgereedschap
  • Volgende week (week 13): herhalingsles
  • Week daarna (week 14): oefentoets
  • Daarna (week 15): toets taalgereedschap!

Slide 3 - Tekstslide

Waarom is deze samentrekking fout?
"Ik heb mijn moeder een CD van Froukje gegeven en daarna meegenomen naar het concert."

Slide 4 - Open vraag

Waarom is deze samentrekking fout?
"Jim houdt van bloemen maar dat liever voor zichzelf."

Slide 5 - Open vraag

Vervang het verwijswoord en leg je antwoord uit:
"De zangeres waarover een roddel uitlekte op en juice channel, is nu helemaal gestopt met optreden en social media."

Slide 6 - Open vraag

Vervang het verwijswoord en leg je antwoord uit:
"Het beste dat je kan doen, is gewoon even afwachten."

Slide 7 - Open vraag

Benoem de woorden die in hoofdletters geschreven staan. Kies uit: Kies uit: aanw.vnw, betr.vnw, betr.vnw m.i.a, vr.vnw of os.vgw.
"In klas 3D zit een meisje DAT heel mooi verhalen kan schrijven."

Slide 8 - Open vraag

Maak een zin met daarin de volgende werkwoordsvorm:
'vegrote'

Slide 9 - Open vraag

Maak een zin met daarin de volgende werkwoordsvorm:
'belooft'

Slide 10 - Open vraag

Beknopte bijzin

Slide 11 - Tekstslide

Verschil normale en beknopte bijzin

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een gewone bijzin en een beknopte bijzin?

Slide 13 - Open vraag

Waarom zou deze beknopte bijzin niet goed zijn?
"Al huppelend door het bos, viel een beer mij aan."

Slide 14 - Open vraag

Congruentie
Onderwerp & persoonsvorm moeten grammaticaal matchen. (In het NL!) Speciale aandacht voor:

  • 'groep'-woorden
    vb. De kudde schapen EET gras.
  • 'verzameling'-woorden
    vb. De politie  HEEFT de dief opgepakt.
  • verwijswoorden
    vb. Een van de leerlingen die de toets HEBBEN gehaald, scoorde zelfs een 10.
  • titels van boeken/films/ etc.
    vb. De Hongerspelen IS ook verfilmd.
  • rekeneenheden
    vb. Twee liter water IS genoeg om voldoende gehydrateerd te zijn.

Slide 15 - Tekstslide

'Een groot aantal leerlingen ... nieuw in deze klas.'
Vul de vervoeging van 'zijn' in

Slide 16 - Open vraag

Inversie
  • Standaard zinsvolgorde in het Nederlands:
    - Onderwerp > persoonsvorm > voorwerp
    - vb. "Ik > zoek > mijn sleutels.

Slide 17 - Tekstslide

Bedenk zelf een zin met inversie. Probeer ervoor te zorgen dat het niet direct opvalt.

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Zet in de lijdende vorm:
'Mijn kat Maud jaagt mijn andere kat Chica op.'

Slide 20 - Open vraag

Uitleg ambiguïteit
Zinnen kunnen ambigu zijn (= dubbelzinnig)
  • De zin bevat een homoniem.
  • De zin bevat een woordgroep met meer betekenissen.
  • De zin kan op twee manieren ontleed worden.
  • De zin bevat een onduidelijke verwijzing

Slide 21 - Tekstslide

De zin bevat een homoniem

Slide 22 - Tekstslide

De zin bevat een woordgroep met meer betekenissen

Slide 23 - Tekstslide

De zin kan op twee manieren ontleed worden

Slide 24 - Tekstslide

De zin bevat een onduidelijke verwijzing

Slide 25 - Tekstslide

De man sloeg de vrouw met de rode handtas.
A
De zin bevat een homoniem.
B
De zin bevat een woordgroep met meer betekenissen.
C
De zin kan op twee manieren ontleed worden.
D
De zin bevat een onduidelijke verwijzing

Slide 26 - Quizvraag

Werkwoorden
  • De regels zijn precies hetzelfde als in het Nederlands... 
  • ... dus in de tegenwoordige tijd nooit een 'd' toevoegen!
  • ... en in de verleden tijd maak je gebruik van 't ex-kofschip.

Slide 27 - Tekstslide

Werkvorm
  • 2 teams strijden tegen elkaar
  • Het team dat aan de beurt is gooit de bal over. Alleen degene die de bal vangt, moet de volgende letter opnoemen. Niet voorzeggen dus!
  • De laatste persoon zegt 'KLAAR' 
  • Fout? De bal gaat naar het andere team. Zij moeten hetzelfde woord nog eens spellen
  • Goed? De bal blijft bij hetzelfde team!
  • Na drie keer achter elkaar goed gaat de bal ook naar het andere team.

Slide 28 - Tekstslide

Gisteren ... (barbecueën) ik in de tuin.

Slide 29 - Tekstslide

Gisteren barbecuede ik in de tuin.

Slide 30 - Tekstslide

Zij hebben mij ... (faxen).

Slide 31 - Tekstslide

Zij hebben mij gefaxt.

Slide 32 - Tekstslide

Hij heeft deo ... (sprayen).

Slide 33 - Tekstslide

Hij heeft deo gesprayd.

Slide 34 - Tekstslide

De rechercheurs werden ... (briefen).

Slide 35 - Tekstslide

De rechercheurs werden gebrieft.

Slide 36 - Tekstslide

Hij ... (upgraden) vorige week zijn smartphone.

Slide 37 - Tekstslide

Hij upgradede vorige week zijn smartphone.

Slide 38 - Tekstslide

Toen de twee broers jong waren, ... (volleyballen) ze op nationaal niveau.

Slide 39 - Tekstslide

Heb jij naar haar naar links of naar rechts ... (swipen)?

Slide 40 - Tekstslide

Toen de twee broers jong waren, volleybalden ze op nationaal niveau.

Slide 41 - Tekstslide

Heb jij naar haar naar links of naar rechts geswipet?

Slide 42 - Tekstslide

De hele stad ... (recyclen) morgen mee.

Slide 43 - Tekstslide

De hele stad recyclet morgen mee.

Slide 44 - Tekstslide

Lize ... (daten) vroeger nooit, maar nu gaat ze bijna iedere week op date.

Slide 45 - Tekstslide

Lize datete vroeger nooit, maar nu gaat ze bijna iedere week op date.

Slide 46 - Tekstslide

Zelfstandig werken
  • Wat?
    - Oefenen voor taalverzorging 
  • Hoe?
    - Zelfstandig
    - Online, via Learnbeat
  • Vragen?
    - 1e 5 minuten even niet (theorie lezen)
    - Daarna: vinger opsteken / fluisteren binnen het groepje
  • Klaar? 
    - Interview verbeteren/boekopdracht/...

Slide 47 - Tekstslide

Afsluiten
  • Oefentoets: volgende week (5 april)
  • Echte toets: de week daarna (12 april)

Slide 48 - Tekstslide