Periode 1 Woche 2 Stunde 1

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het nieuwe record?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Lernziel

Slide 5 - Tekstslide

Lernziel
- Du kannst den Imperativ bilden.

Slide 6 - Tekstslide

Programm
  • Lesen
  • Hausaufgaben korrigieren
  • Grammatik erklären
  • Hausaufgaben machen

Slide 7 - Tekstslide

Lesen
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Aufgabe A Grammatik korrigieren
  1. isst
  2. liest
  3. lädst ... ein
  4. trägt
  5. spreche 
  6. fällt
  7. trinken/ essen
  8. gibt
  9. Wäscht
  10. gehe

Slide 9 - Tekstslide

Aufgabe B Grammatik korrigieren
  1. aßest
  2. las
  3. ludst ein
  4. trug
  5. sprach
  6. fiel
  7. tranken/ aßen
  8. gab
  9. wuschest
  10. ging

Slide 10 - Tekstslide

Aufgabe C Grammatik korrigieren
  1. hast gegessen
  2. hat gelesen
  3. Hast eingeladen
  4. hat getragen
  5. habe gesprochen
  6. ist gefallen
  7. haben getrunken/ gegessen
  8. ist gekommen
  9. Hast gewaschen
  10. bin gegangen

Slide 11 - Tekstslide

der Imperativ
(= gebiedende wijs)
Aantekening 9 Seite 22

  • Hoe maak je de gebiedende wijs in het Nederlands?

Slide 12 - Tekstslide

der Imperativ 
(du = 1 persoon)
Bij de 'du' vorm krijg je de stam van het werkwoord.

machen - mach
schreiben - schreib

Slide 13 - Tekstslide

der Imperativ 
(du = 1 persoon)
Je krijgt bij sterke werkwoorden een e-i wissel, maar geen a-ä wissel.

lesen - lies
fangen - fang



Slide 14 - Tekstslide

der Imperativ 
(du = 1 persoon)
Je krijgt bij werkwoorden die eindigen op een -t of -d een extra -e achter de stam van het werkwoord.

halten - halte
reden - rede




Slide 15 - Tekstslide

oefenen
Pak je schrift. Schrijf de Imperativ (du-vorm) op van de werkwoorden:
reiten
nehmen
wohnen
trinken
fahren





Slide 16 - Tekstslide

der Imperativ 
(ihr = meerdere personen)
Bij de 'ihr' vorm krijg je de stam van het werkwoord + t

machen - macht
schreiben - schreibt
lesen - lest
fangen - fangt

Slide 17 - Tekstslide

der Imperativ
(ihr = meerdere personen)
Je krijgt bij werkwoorden die eindigen op een -t of -d een extra -e achter de stam van het werkwoord.

halten - haltet
reden - redet




Slide 18 - Tekstslide

oefenen
Pak je schrift. Schrijf de Imperativ (ihr-vorm) op van de werkwoorden:
reiten
nehmen
wohnen
trinken
fahren





Slide 19 - Tekstslide

der Imperativ 
(Sie = beleefdheidsvorm)
Bij de 'Sie' vorm krijg je het hele werkwoord + Sie

machen - machen Sie
schreiben - schreiben Sie
lesen - lesen Sie
fangen - fangen Sie

Slide 20 - Tekstslide

oefenen
Pak je schrift. Schrijf de Imperativ (Sie-vorm) op van de werkwoorden:
reiten
nehmen
wohnen
trinken
fahren





Slide 21 - Tekstslide

Lernziel
- Du kannst das Imperativ bilden.

Slide 22 - Tekstslide

Hausaufgaben
Machen:
Aufgabenblatt der Imperativ
Wortliste 1 bis 40 machen

Lernen:
Aantekening 9: de gebiedende wijs

Slide 23 - Tekstslide