Aaneenschrijven

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag 
  • Aaneenschrijven
  • Werken in studiemeter 

Slide 4 - Tekstslide

Jullie gaan niet weg voordat jullie.....

Slide 5 - Tekstslide

Aan elkaar of los?

Slide 6 - Tekstslide


Bedoel je één ding/persoon/begrip dan schrijf je één woord.
hottentottententententoonstelling
fietsventieldopje 
derdewereldland
jazzzangeres
langebaanzwemmer 
rodewijnglazen 
jongekaasschaaf

LET OP: Mijn spellingcontrole zet, terwijl ik dit typ, onder vier van deze woorden een rode streep. Een spellingcontrole weet helemaal niks van aan elkaar of los. 



Slide 7 - Tekstslide

Kijk goed wat je bedoelt!


Een lange afstandloper = een meter of twee
Een langeafstandloper loopt een marathon.

rodewijnglazen - een rodewijnglas: het glas is bedoeld voor rode wijn
rode wijnglazen - een rood wijnglas: het glas is rood

Slide 8 - Tekstslide

 Je zet een koppelteken.....
.... als je klinkers uit elkaar wilt houden die samen een eigen klank kunnen vormen:
  • ou: radio-uitzending 
  • oo: polo-overhemd
  • eu: camouflage-uniform 
  • ei: goede-ideeënhandelaar

Bij andere klinkerbotsingen mag je een koppelteken schrijven als je vindt dat dit duidelijker is.

Slide 9 - Tekstslide

  Je zet een koppelteken.....
als je een samenstelling maakt met een afkorting of teken:

  • dvd-speler
  • 230V-aansluiting
  • tv-programma

Slide 10 - Tekstslide

Je zet een koppelteken.....
als je een samenkoppeling maakt: een vaste woordgroep met één betekenis:
een kant-en-klare oplossing, een vergeet-mij-nietje, het staakt-het-vuren

Zet je die in een samenstelling, dan geldt de normale regel -> aan elkaar:
een nek-aan-nekrace, een kat-en-muisspelletje

Slide 11 - Tekstslide

Je zet een koppelteken.....
Samenkoppeling: een vaste woordgroep met één betekenis. Voorbeelden zijn: kant-en-klare oplossing, vergeet-mij-nietje, staakt-het-vuren.

Wanneer je deze vaste woordgroepen in een nieuw woord gebruikt, schrijf je ze aan elkaar:  nek-aan-nekrace, kat-en-muisspelletje.

Dus: als je een vaste woordgroep met één betekenis in een nieuw woord (samenstelling) gebruikt, schrijf je het nieuwe woord aan elkaar.

Slide 12 - Tekstslide

Je zet een spatie.....
  • als je een samenstelling maakt met een cijfer:
1 aprilgrap, 5 eurobiljet, 24 uursservice (maar: eenaprilgrap, vijfeurobiljet, vierentwintiguursservice)

  • als je een samenstelling maakt met een naam:
Marco Borsatoliedje, Tweede Kamerlid, Johan Cruijffschaal

Slide 13 - Tekstslide

Er-, daar-, hier- en waar- schrijf je altijd aan elkaar.....
...met het voorzetsel dat erna komt.
 DUS: ernaast, daarvoor, hierlangs, waarboven
 óók als er dan nóg een voorzetsel komt: eropuit, hierbovenuit, daartegenaan, waaroverheen.

Let op:
Ik ga ervan uit dat je het nu snapt.
Kan ik daarvan uitgaan?


Slide 14 - Tekstslide

En nu.....
een dicteetje 

in stilte en voor jezelf

Slide 15 - Tekstslide

De antwoorden: 

competitie-element
vierogenprincipe
stagelopen
basiscommunicatie
sensitieve responsiviteit
pedagogische kwaliteit
A4-papier


gastouderopvang
begeleidingsbehoeften
AVG-wet
kinderparticipatie
empathisch vermogen
interactievaardigheden
hygiënisch werken

Slide 16 - Tekstslide

De opdracht
  • Een advertentie schrijven voor een product 
  • Drie samenstellingen die je zelf verzint
  • Minimaal 50 woorden
  • 10 minuten
  • Individueel & in stilte
  • Eerder klaar? Werk dan even verder aan je betoog.

Slide 17 - Tekstslide

Vervolg
  • Zijn de woorden die jullie in de advertentie geschreven hebben samenstellingen? 
  • Zijn de samenstellingen goed geschreven?
  • 3 minuten de tijd
  • Samen op fluisterstand

Slide 18 - Tekstslide

Het doel van de les behaald?
Aan het einde van de les weten wij wanneer we aaneenschrijven, wanneer we een koppelteken moeten plaatsen en wanneer we een spatie moeten zetten. 

Slide 19 - Tekstslide