los of aaneen, tussen n

V42 — Wie heeft het los geld? Over van of aan elkaar schrijven van woorden

Het zinnetje 'En dan kom je erachter dat je geen losgeld bij je hebt' won ooit de prijs voor de domste spatiefout. Want inderdaad, tussen los en geld moet natuurlijk een spatie staan, anders krijg je een heel andere betekenis. 
Het foutief van of aan elkaar schrijven van woorden kan soms tot grappige misverstanden leiden. Samenstellingen schrijf je doorgaans aaneen. Maar eenvoudig zijn de regels niet: wanneer schrijf je een koppelteken of een tussen-n? En hoe zit het met de tussen-s? 

  • Over losgeld en los geld 
  • Over reuzegrote pannenkoeken


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

V42 — Wie heeft het los geld? Over van of aan elkaar schrijven van woorden

Het zinnetje 'En dan kom je erachter dat je geen losgeld bij je hebt' won ooit de prijs voor de domste spatiefout. Want inderdaad, tussen los en geld moet natuurlijk een spatie staan, anders krijg je een heel andere betekenis. 
Het foutief van of aan elkaar schrijven van woorden kan soms tot grappige misverstanden leiden. Samenstellingen schrijf je doorgaans aaneen. Maar eenvoudig zijn de regels niet: wanneer schrijf je een koppelteken of een tussen-n? En hoe zit het met de tussen-s? 

  • Over losgeld en los geld 
  • Over reuzegrote pannenkoeken


Slide 1 - Tekstslide


EEN WARME OPROEP (ah ja, want ik zit op dit moment bij de kachel) 

Vul tijdens de les je cursus aan (blz. 443-447). Indien je niet kunt volgen, doe je dit na de les. Je zorgt dat je cursus is ingevuld tegen de volgende les. 

→ Je kunt je werk verbeteren aan de hand van de ingevulde cursus. Die is te vinden op Google Classroom / Smartschool. 

De spellingregels vind je in je bronnenboek vanaf blz. 210! 

Slide 2 - Tekstslide


Woordgroepen, samenstellingen en afleidingen
WOORDGROEP = vaste combinatie van woorden. 
      te midden van, ter informatie, zie ommezijde, aan den lijve

Voor de spelling heb je als enige houvast: als je één hoofdklemtoon hoort bij het uitspreken van de woorden, schrijf je ze aan elkaar, anders niet. Soms hoor je een pauze tussen de woorden die je los schrijft. 
      een kleinkind - een klein kind
      een echtpaar - een echt paar
      De echtgenoten hebben echt genoten. 
      Deze sneltrein is echt een snelle trein. 

Slide 3 - Tekstslide


Woordgroepen, samenstellingen en afleidingen
SAMENSTELLING = een woord dat gevormd is met twee of meer bestaande woorden (grondwoorden). 
      melkpot, geneesmiddelenstrip, chocolademelk 
→ Samenstellingen schrijf je meestal aaneen: mailbericht, computerexpert, lichtblauw
→ In een aantal gevallen gebruik je een koppelteken: auto-ongeval, niet-roker, proces-verbaal
Het is ook belangrijk om het onderscheid te kennen tussen een zelfstandig naamwoord en een bijvoeglijk naamwoord:
      schoolagenda (zn: zn + zn)
      rodekool (zn: bn + zn)
      reuzeleuk (bn: bn + bn) 

Slide 4 - Tekstslide


Woordgroepen, samenstellingen en afleidingen
AFLEIDING = een woord dat is afgeleid van een bestaand woord met: een voorvoegsel, een achtervoegsel, of beide. 
      wandaad, gemopper, faxer, zorgeloos, onvriendelijk, ondoorgrondelijk 

→ Er kan ook klankverandering zijn: vondst, drankje, gezang (van vinden, drinken, zingen)
→ Afleidingen schrijf je meestal aaneen en je voeg geen -n toe: zakelijk, wolkeloos ...

Slide 5 - Tekstslide


Woordgroepen, samenstellingen en afleidingen
MAAR 
  • het onderscheid tussen samenstellingen en woordgroepen is niet altijd scherp te trekken.
          'aaneenschrijven' >< 'los schrijven'
          'rodekool' >< 'witte kool'
  • de regels bieden dus niet altijd een uitkomst en je moet vaak het Groene Boekje raadplegen.
     

Slide 6 - Tekstslide

Aaneenschrijven of met een koppelteken?                  BRONNENBOEK BLZ. 210 

a) Aaneenschrijven van samenstellingen zonder tussenklank 
1. Samengestelde zelfstandige naamwoorden (zn + zn): weekblad, tuincentrum, mangosap  

2. Woorden die alleen als zelfstandig naamwoord aaneengeschreven worden: het pottenbakken, een tekort, ingebruikneming (maar: in gebruik nemen)

3. Samengestelde bijvoeglijke naamwoorden die niet omkeerbaar zijn: lichtgroen, kamerbreed


Slide 7 - Tekstslide

Aaneenschrijven of met een koppelteken?                 

a) Aaneenschrijven van samenstellingen zonder tussenklank 
4. Woordgroepen van hooguit 2 woorden als ze met een ander woord een samenstelling vormen (= drieledige samenstelling), of waarmee een afleiding gemaakt is: derdewereldland, eerstejaars
→ Spatie blijft behouden bij woordgroepen met hoofdletters: Rode Kruispost, Eerste Kamergebouw, Middellandse Zeegebied

Slide 8 - Tekstslide

Aaneenschrijven of met een koppelteken? 

a) Aaneenschrijven van samenstellingen zonder tussenklank 
5. Samenstellingen met er-, hier-, daar-, waar- + voorzetsel(s): erbovenop, hiertegenover, waarop, daartussendoor, waaronder

6. Combinaties met een ww wanneer ze als een eenheid gezien worden: ademhalen (maar: water halen), stofzuigen, gebruikmaken, kennismaken, pianospelen (maar: gitaar spelen)

7.
Combinaties van hooguit 2 woorden die we als een eenheid beschouwen en dus als een samenstelling zien: rodekool, sterkedrank, dubbelpunt, hogeschool, allesreiniger 

8. Vaste woordcombinaties van 'kleine woorden': bijvoorbeeld, naargelang, dankzij, tevoorschijn

Slide 9 - Tekstslide

Aaneenschrijven of met een koppelteken? 

a) Aaneenschrijven van samenstellingen zonder tussenklank 
9. Getallen in woorden schrijf je aaneen:
  • tot duizend: negenentachtig, tweehonderdvijftig
  • veelvouden van honderd en duizend: twintigduizend, vijfhonderd, tweeduizend
→ In alle andere gevallen schrijf je ze los: vijfenvijftig miljoen, vijfduizend tweehonderdzesenveertig
→ In een breukgetal schrijf je teller en noemer los, behalve als die deel uitmaken van een meerledige samenstelling: drie vierde, twee derde, twee vijftiende (2/15), een tweederdemeerderheid 

Slide 10 - Tekstslide

Aaneenschrijven of met een koppelteken? 

a) Aaneenschrijven van samenstellingen zonder tussenklank 
10. Ingeburgerde Engelstalige woordcombinaties schrijf je aaneen. Ook drieledige samenstellingen van twee Engelse woorden (zonder koppelteken) met een Nederlands woord: flashback, playback, snackbar, oneliner, online, voicemail, intensivecareafdeling
→ Je schrijft ze los als het linkerlid een bijvoeglijk naamwoord is dat meerlettergrepig is of eenlettergrepig zonder hoofdklemtoon: happy end, heavy metal, compact disc, slow motion

Slide 11 - Tekstslide

Aaneenschrijven of met een koppelteken?                  BRONNENBOEK BLZ. 220 

b) Koppelteken 
1. Bij samenstellingen met gelijkwaardige delen (je kunt er 'en' tussen denken): 
  • Vaak bij tweedelige functie of titel: leerling-kok, vertaler-tolk, minister-president
  • Bij evenwaardige bijvoeglijke naamwoorden: Nederlands-Vlaams, de zwart-rood-gele vlag, politiek-economisch
  • Bij familienamen die bij elkaar horen: het echtpaar Lippens-Van Loon

2. Uitheemse samenkoppelingen behouden hun schrijfwijze: rock-'n-roll, ups-and-downs, up-to-date

Slide 12 - Tekstslide

Aaneenschrijven of met een koppelteken? 

b) Koppelteken 
3. Uitgebreide samenstellingen met gelijkwaardige delen of woordcombinaties: 
  • krijgen een koppelteken behalve voor het laatste deel, dat het belangrijkste woord is: nek-aan-nekrace, doe-het-zelfzaak, zwart-witfoto
  • Bij een woordcombinatie zonder grondwoord krijgt elk deel een koppelteken: een staakt-het-vuren, een kruidje-roer-me-niet, een vergeet-mij-nietje

4. Uitheemse samenkoppelingen behouden hun schrijfwijze: rock-'n-roll, ups-and-downs, up-to-date

Slide 13 - Tekstslide

Aaneenschrijven of met een koppelteken? 

b) Koppelteken 
5. Zelfstandig naamwoord + eigennaam: de commissie-Stevaert, het kabinet-Verhofstadt
→ Samenstellingen die beginnen met een naam, schrijf je aaneen: de Louis Paul Boonprijs, de Peter Benoitstraat, een Sonycamera

6. Samengestelde aardrijkskundige namen en hun afleidingen: West-Vlaanderen, Oost-Vlaams, Brussel-Zuid, Midden-Amerikaans
→ Samenstellingen die beginnen met een aardrijkskundige naam en gevolgd worden door een niet-aardrijkskundig gedeelte, schrijf je aaneen: Greenwichtijd, het Europacollege, Brussel-Zuidstation, Romereis, Amazonegebied 

Slide 14 - Tekstslide

Aaneenschrijven of met een koppelteken? 

b) Koppelteken 
7. Tweeledige samenstellingen: 
  • van een zn of bn + inf die samen een zn vormen dat naar 1 begrip verwijst: het anders-zijn, het volwassen-worden
  • met een persoonlijk voornaamwoord als eerste lid: ik-verhaal, wij-gevoel, hij-zij-verteller

8. Grondwoord met een bijzondere voor - of nabepaling: 
  • Het eerste deel is aspirant, adjunct, substituut, interim, stagiair, chef, kandidaat: adjunct-directeur, kandidaat-voorzitter
  • Het eerste deel is assistent, collega, leerling en duidt een beroepsnaam of functie aan: collega-leraar, assistent-arts
  • Het tweede deel is generaal, president, verbaal, militair: proces-verbaal

Slide 15 - Tekstslide

Aaneenschrijven of met een koppelteken? 

b) Koppelteken 
9. Je gebruikt het koppelteken bij een klinkerbotsing tussen de samenstellende delen (als twee opeenvolgende klinkerletters één klank kunnen vormen) of als het tweede deel met een hoofdletter begint: na-apen, ski-evenement, auto-ongeval, mee-eten, anti-Amerikaans, privé-eigendom
→ Maar geen klinkerbotsing = aaneenschrijven: correctieopdracht, juryuitspraak, skiuitrusting, autoalarm
→ Bij telwoorden met twee of drie schrijf je een deelteken: tweeëndertig, drieëntwintig

Slide 16 - Tekstslide

Aaneenschrijven of met een koppelteken? 

b) Koppelteken 
10. Woordcombinaties met als eerste lid niet, non, bijna, oud, sint, ex krijgen een koppelteken: niet-roker, non-verbaal, bijna-doodervaring, oud-leerling, Sint-Truiden, sint-bernardshond, ex-vriendin
MAAR Oudgrieks (= taal), oudtestamentisch (= niet voormalig)


Slide 17 - Tekstslide

Aaneenschrijven of met een koppelteken? 

b) Koppelteken 
11. In samenstellingen met cijfers, letters en tekens en afkortingen die je niet als een woord kunt lezen: Albert-I-promenade, dvd-speler, @-teken, 5%-regeling 
→ MAAR: vipbehandeling, aidsvirus, ufomelding
  • Als je in een drieledige samenstelling een telwoord met een cijfer schrijft, gebruik je een spatie: 50 eurobiljet, 11 juliviering (elfjuliviering) 
  • Bij afleidingen met letters, cijfers, tekens en afkortingen gebruik je een weglatingsteken voor een achtervoegsel: een A4'tje, een sms'je 
    → Maar na een voorvoegsel schrijf je een koppelteken: ge-sms, ver-VTM'd

Slide 18 - Tekstslide

Aaneenschrijven of met een koppelteken? 

b) Koppelteken 
12. Gemengde samenstellingen
  • Een koppelteken tussen de vreemdtalige, niet-Engelse delen: pro-Deoadvocaat (pro Deo), au-pairmeisje (au pair) 
  • Samenstellingen met Engelse woorden die al een koppelteken hebben, behouden dat: morning-afterpil, make-upborstel
    → MAAR alle andere Nederlandse samenstellingen met Engelse woorden schrijf je aaneen: lastminuteaanbieding, sciencefictionfilm, fastfoodcultuur 
  • Engelse woorden waarvan het tweede deel een voorzetsel is dat met een klinker begint: back-up, lay-out, black-out, stand-by, top-down

Slide 19 - Tekstslide

Aaneenschrijven of met een koppelteken? 

b) Koppelteken 
13. Weggelaten woorddelen: in- en uitvoer, vlieglessen en -oefeningen

14. Bij lastig leesbare samenstellingen mag je een koppelteken gebruiken: pop-opera, jazz-zanger

Slide 20 - Tekstslide

Tussen-n of niet?                                                                BRONNENBOEK BLZ. 220 

a) Je schrijft als tussenklank -en
1. Het eerste deel van de samenstelling is een zelfstandig naamwoord dat uitsluitend een meervoud op -en heeft: eikenboom, krantenbericht, ziekenhuis, leeuwendeel, zakenreis
→ In bepaalde gevallen schrijf je toch -e:
  • Het eerste deel is enig in zijn soort, er bestaat er maar één van (maneschijnregel): zonneschijn, Koninginnedag, Onze-Lieve-Vrouwetoren, hellevuur
  • Het eerste deel heeft een emotioneel versterkende betekenis (= heel) en de samenstelling is een bn: beresterk, boordevol, stekeblind, reuzeleuk, apetrots
  • Alleen het eerste deel is een bn dat versterkend is: reuzekerel (>< reuzenrad), klassespeler 
  • Versteende uitdrukking of in één van de delen is de oorspronkelijke betekenis niet meer herkenbaar: flierefluiter, elleboog, ruggespraak (>< ruggengraat), kinnebak, dageraad, bolleboos, ledemaat

Slide 21 - Tekstslide

Tussen-n of niet?                                                                BRONNENBOEK BLZ. 220 

a) Je schrijft als tussenklank -en
2. Het eerste deel van de samenstelling in het enkelvoud eindigt niet op -e en heeft een meervoud op -en en -s: lerarentekort, ambtenarenvergoeding, artikelenreeks
→ Deze regel geldt ook als het eerst deel een vrouwelijke nevenvorm is van een woord dat in het enkelvoud niet op een -e eindigt: studentenzwangerschap, agentenuniformrokje

Slide 22 - Tekstslide

Tussen-n of niet?                                                                BRONNENBOEK BLZ. 220 

b) Je schrijft als tussenklank -e
1. Het eerste deel van de samenstelling eindigt in het enkelvoud op -e en heeft een meervoud op -s of op -n en -s (dubbel meervoud): horlogewinkel, machinekamer, aspergesoep, weideland, lindeboom

2. Het eerste deel van de samenstelling heeft geen meervoud: gerstenat, rijstebrij, rijstebloem, snottebel

3. Het eerste deel is een bn: rodekool, goedemorgen, oudejaar, platteland

4. Eerste deel is afkomstig van een werkwoord: dwingeland, wiegelied, spinnewiel 
→ Hier is het eerste deel een zn: wiegendood, spinnenweb

Slide 23 - Tekstslide

Tussen-s of niet?                                                                BRONNENBOEK BLZ. 214 

Aaneenschrijven van samenstellingen met tussenklank-s
1. Schrijf een -s als je die tussenklank hoort: eendagsvlieg, jongensgek, moederskindje

2. Als het tweede deel met een sisklank begint, pas je de analogieregel toe: Dorpsstraat (want ook -s in dorpsplein), spijsverteringsstelsel (want ook -s in spijsverteringskanaal)

3. Soms vrije keuze (bij twijfel raadpleeg je het Groene Boekje): voorbehoedmiddel of voorbehoedsmiddel, tijdverschil of tijdsverschil, geluidshinder of geluidhinder

4. Altijd -s in een aantal woorden: tijdsspanne, buitenshuis, binnenskamers, alleszins, geenszins, anderszins 

Slide 24 - Tekstslide


Wat moet ik kennen en kunnen? 
  • Je kunt de spellingregels in verband  met aaneenschrijven toepassen.
  • Je kunt de spellingregels in verband met de tussen-n en tussen-s toepassen.
  • Je kunt je eigen fouten verbeteren als je over de spellingregels beschikt.

Slide 25 - Tekstslide


Voor op je to-dolijstje
  • Je vult je cursus aan (blz. 443-447). 
  • Je verbetert je fouten aan de hand van de ingevulde cursus. Zie Google Classroom / Smartschool. 

Slide 26 - Tekstslide