Schooltaalwoorden

Schooltaalwoorden
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Schooltaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Nu krijg je steeds een schooltaalwoord te zien.




Geef de betekenis van het schooltaalwoord.

Soms staat er een zin bij het woord om het iets 
duidelijker te maken.

Slide 2 - Tekstslide

Het advies
A
de gevolgen
B
de raad
C
de opdracht
D
het antwoord

Slide 3 - Quizvraag

Hoofdgedachte
A
zin die weergeeft waar de tekst over gaat
B
zin die weergeeft wat het onderwerp is
C
een zin die aangeeft wat het tekstdoel is
D
de belangrijkste zin in het slot

Slide 4 - Quizvraag

Voorwaarde
A
conclusie
B
afspraak
C
regel
D
samenhang

Slide 5 - Quizvraag


Het gegeven
A
het begrip
B
het middel
C
het fragment
D
het feit

Slide 6 - Quizvraag

Weerleggen
A
bewijzen
B
concluderen
C
afzwakken
D
verschillen

Slide 7 - Quizvraag

Globaal
A
precies
B
ongeveer
C
in grote lijnen
D
kernachtig

Slide 8 - Quizvraag

Functie
A
omstandigheid
B
taak
C
tekort
D
afspraak

Slide 9 - Quizvraag

verklaring
A
uitleg
B
mening
C
beschrijving
D
onderbouwing

Slide 10 - Quizvraag

Voornaamste
A
eerste
B
voorste
C
kortste
D
belangrijkste

Slide 11 - Quizvraag

Noteren
A
opschrijven
B
noten lezen
C
voeren
D
bevatten

Slide 12 - Quizvraag

Bestuderen
A
nauwkeurig lezen
B
met feiten ondersteunen
C
uit je hoofd leren
D
vaststellen

Slide 13 - Quizvraag

Verband
A
zinsgedeelte
B
met signaalwoord verbinden
C
samenhang
D
opbouw

Slide 14 - Quizvraag

Weerleggen
A
behandelen van verschillen
B
waarnemen
C
op prijs stellen
D
bewijzen dat iets niet juist is

Slide 15 - Quizvraag

Het citaat
A
het advies
B
de letterlijke weergave
C
de uitwerking
D
de mening

Slide 16 - Quizvraag

Nuanceren
A
Inzenden
B
Afzwakken
C
Concluderen
D
Beschrijven

Slide 17 - Quizvraag

Inhouden
Dat houdt in dat je alle opdrachten moet maken.


A
Alles wat er inzit
B
Minder erin doen
C
betekenen
D
beetpakken

Slide 18 - Quizvraag

Formuleren
A
Racen
B
Een toverspreuk uitvoeren
C
Een voorbeeld geven
D
Met woorden omschrijven

Slide 19 - Quizvraag

Middel
A
verklaring
B
manier om doel te bereiken
C
woordgroep van een zinsgedeelte
D
gereedschap

Slide 20 - Quizvraag

Tegenstelling
A
Groot verschil
B
deeltitel
C
hetzelfde zijn
D
opsomming van voorbeelden

Slide 21 - Quizvraag

Nu komen er een aantal andere opdrachten.
Vul het goede schooltaalwoord in op de puntjes.

Slide 22 - Tekstslide

Je kan een wafel kopen... de pauze.
A
tijdens
B
naar aanleiding van
C
dankzij
D
bij voorbaat

Slide 23 - Quizvraag

De leraar geeft geen... over deze oefeningen.
A
uitzondering
B
uitzicht
C
uitleg
D
uitdrukking

Slide 24 - Quizvraag

Deze toets moet je... maken.
A
vloeibaar
B
suggereren
C
ongeschikt
D
zorgvuldig

Slide 25 - Quizvraag

Om een werkstuk te maken moet je eerst informatie...
A
verzamelen
B
verzinnen
C
vervangen door
D
verbruiken

Slide 26 - Quizvraag

De betekenis van deze
woordjes moet je ....
A
uitkomen op
B
van buiten kennen
C
verstaan onder
D
van belang zijn

Slide 27 - Quizvraag

Voor het vak Nederlands moeten we elke week een ... maken.
A
samenvatten
B
samenstellen
C
samenleving
D
samenvatting

Slide 28 - Quizvraag

In de krant heb je een ... die alleen maar over sport gaat.
A
theorie
B
werkstuk
C
rubriek
D
cel

Slide 29 - Quizvraag

De... in ons werkboek zijn best simpel.
A
opgaven
B
kringloop
C
verspreiding
D
verschijnselen

Slide 30 - Quizvraag

De... van het product is perfect!
A
uitzondering
B
kwaliteit
C
aanleiding
D
afwijking

Slide 31 - Quizvraag

In die... vind je het goede antwoord.
A
satelliet
B
levenswijze
C
decimaal
D
tabel

Slide 32 - Quizvraag

In de les mag je de toets die je gemaakt hebt nog even ...
A
inzien
B
verbinden met
C
ontbreken
D
installeren

Slide 33 - Quizvraag

In je lesboeken van school
vind je veel...
A
industrie
B
informatie
C
illustratie
D
isolatie

Slide 34 - Quizvraag

Een tekening bij de tekst noem je ook wel een...
A
indeling
B
informatie
C
illustratie
D
isolatie

Slide 35 - Quizvraag

Je rekenmachine is een... om de sommen uit te kunnen rekenen.
A
hinder
B
cel
C
beweging
D
hulpmiddel

Slide 36 - Quizvraag

De uitkomsten uit het schema zijn ook nog weergegeven in een ...
A
grondstof
B
grafiek
C
evenwicht
D
hulpmiddel

Slide 37 - Quizvraag

Het is heel belangrijk om je huiswerk goed te ...
A
garanderen
B
uitzoeken
C
ontwerpen
D
controleren

Slide 38 - Quizvraag

Dit waren de vragen over de schooltaalwoorden.

Nu krijg je nog 3 andere vragen  en dan is de test klaar.

Slide 39 - Tekstslide

Ik begrijp altijd wat een docent bedoelt in de les.
110

Slide 40 - Poll

Als ik iets niet begrijp dan komt dat door...

Slide 41 - Open vraag

Wat doe je als je iets niet begrijpt?

Slide 42 - Open vraag

Slide 43 - Tekstslide