9 en 10 3hv H3 Schrijven

Lezen in je leesboek
timer
10:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

 3.4 een betoog schrijven
Doel: overtuigen (met argumenten)
Subjectief 
• Met argumenten overtuig je de lezer ervan dat jouw mening de enige juiste is. Onderbouw je mening met vooral objectieve argumenten, zoals feitelijke informatie of een uitspraak van een deskundige.
• Met tegenargumenten geef je aan waarom tegenstanders vinden dat jouw mening niet de juiste is.
• Met een weerlegging spreek je dat tegenargument tegen: je legt uit waarom die mening niet klopt.


Slide 2 - Tekstslide

 3.4 een betoog schrijven- opbouw

Je argumenten moeten aansluiten op jouw mening.
Controleer met het signaalwoord 'want' of dit zo is.

In een schrijfplan werk je je argumenten eerst uit in een blokjesschema, om te zien of je argumentatie klopt. Hierin schrijf je:
- je mening
- 'want' bij een argument
- 'maar' bij een tegenargument
- 'echter' bij een weerlegging
Zie blz. 199 in je boek (vwo blz. 205)











Slide 3 - Tekstslide

 3.4 een betoog schrijven- opbouw

inleiding
• Noem het onderwerp.
• Geef je mening.
kern
• Geef je argumenten en werk ze uit met een toelichting of een voorbeeld.
• Noem een of twee tegenargumenten en weerleg ze.
• Gebruik één alinea per (tegen)argument.
slot
• Herhaal je mening.
• Noem eventueel nog een keer het belangrijkste argument.











Slide 4 - Tekstslide

 3.4 een betoog schrijven- opbouw

vwo: opbouw van argumenten

AUB formule

A argument
U uitleg
B Bijvoorbeeld 

(ook handig voor bijvoorbeeld een boekverslag)











Slide 5 - Tekstslide

Groepsopdracht (3 of 4 personen)

Dit gaan we straks aan elkaar presenteren.
Kies een stelling:
  • Positieve discriminatie is goed.
  • Meisjes moeten meer gestimuleerd worden om een exact profiel te kiezen.
  • In Nederland is geen ruimte voor discriminatie.
  • Het moet verboden worden dat de politie de nekklem gebruikt.

  1. Schrijf de stelling in het midden van een a4-papier. Schrijf links drie argumenten voor de stelling.
  2. Controleer met het woordje 'want' of je argumenten goed aansluiten.










Slide 6 - Tekstslide

Groepsopdracht (3 of 4 personen)

Kies een stelling:
  • Positieve discriminatie is goed.
  • Meisjes moeten meer gestimuleerd worden om een exact profiel te kiezen.
  • In Nederland is geen ruimte voor discriminatie.
  • Het moet verboden worden dat de politie de nekklem gebruikt.

  1. Schrijf de stelling in het midden van een a4-papier. Schrijf rechts drie argumenten tegen de stelling.
  2. Controleer met het woordje 'maar' of je argumenten goed aansluiten.
  3. Bedenk bij ieder tegenargument een weerlegging. Controleer met het woordje 'echter'.










Slide 7 - Tekstslide

Hierna tweede les

Slide 8 - Tekstslide

Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Schrijven terugblik
H2: Aantrekkelijk schrijven


Wat wordt ook alweer bedoeld met gevarieerd schrijven? Waar kan je in variëren? 

Slide 10 - Tekstslide

Gevarieerd schrijven
  • Zinslengte afwisselen
  • Zinsdeelvolgorde afwisselen (ondw, pv, ....)
    De politie is afgelopen jaar meer dan 10.000 keer geconfronteerd met agressie en geweld. (Eerste deel krijgt de nadruk.)
  • Woordkeuze afwisselen
    - synoniem (opa - grootvader);
    - verwijswoord (opa - hij);
    - omschrijving (opa - de oude man).

Slide 11 - Tekstslide

Overtuigend schrijven (blz. 201)
In een betogende tekst moet het taalgebruik aansluiten bij het doel: de lezer overtuigen.

  • Formuleer gevarieerd. (zie schrijven h2)
  • Formuleer helder, gebruik signaalwoorden in je argumentatie.
  • Formuleer beeldend. (Gebruik voorbeelden)
  • Formuleer zelfverzekerd (niet:misschien, wellicht, eventueel, zou kunnen)
  • Formuleer persoonlijk (gebruik zoveel mogelijk actieve zinnen).

Slide 12 - Tekstslide

Actieve zinnen: bedrijvende en lijdende zinnen
Gebruik voor een levendige tekst actieve zinnen:
het onderwerp voer de actie uit.

Slide 13 - Tekstslide

Actieve zinnen: bedrijvende en lijdende zinnen
Voorbeeldzin:

Tim wordt na de wedstrijd opgehaald door zijn moeder.

Bedrijvend of lijdend?

Slide 14 - Tekstslide

Actieve zinnen: bedrijvende en lijdende zinnen
Voorbeeldzin:

Tim wordt na de wedstrijd opgehaald door zijn moeder.

Hoe maak je de zin actief/bedrijvend?
(tip: gebruik geen 'worden')

Slide 15 - Tekstslide

Actieve zinnen: bedrijvende en lijdende zinnen
Een actieve zin is minder afstandelijk en formeel. 


Slide 16 - Tekstslide

Oefenen Schrijven 3.4
Havo
Maak online opdracht 6, 7, 9 en 10
Vwo
Maak online opdracht 6, 9, 11 en 13

Slide 17 - Tekstslide