In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Lezen in je leesboek
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
3.4 een betoog schrijven
Doel: overtuigen (met argumenten)
Subjectief
• Met argumenten overtuig je de lezer ervan dat jouw mening de enige juiste is. Onderbouw je mening met vooral objectieve argumenten, zoals feitelijke informatie of een uitspraak van een deskundige.
• Met tegenargumenten geef je aan waarom tegenstanders vinden dat jouw mening niet de juiste is.
• Met een weerlegging spreek je dat tegenargument tegen: je legt uit waarom die mening niet klopt.
Slide 2 - Tekstslide
3.4 een betoog schrijven- opbouw
Je argumenten moeten aansluiten op jouw mening.
Controleer met het signaalwoord 'want' of dit zo is.
In een schrijfplan werk je je argumenten eerst uit in een blokjesschema, om te zien of je argumentatie klopt. Hierin schrijf je: - je mening - 'want' bij een argument - 'maar' bij een tegenargument
- 'echter' bij een weerlegging Zie blz. 199 in je boek (vwo blz. 205)
Slide 3 - Tekstslide
3.4 een betoog schrijven- opbouw
inleiding
• Noem het onderwerp.
• Geef je mening.
kern
• Geef je argumenten en werk ze uit met een toelichting of een voorbeeld.
• Noem een of twee tegenargumenten en weerleg ze.
• Gebruik één alinea per (tegen)argument.
slot
• Herhaal je mening.
• Noem eventueel nog een keer het belangrijkste argument.
Slide 4 - Tekstslide
3.4 een betoog schrijven- opbouw
vwo: opbouw van argumenten
AUB formule
A argument
U uitleg
B Bijvoorbeeld
(ook handig voor bijvoorbeeld een boekverslag)
Slide 5 - Tekstslide
Groepsopdracht (3 of 4 personen)
Dit gaan we straks aan elkaar presenteren.
Kies een stelling:
Positieve discriminatie is goed.
Meisjes moeten meer gestimuleerd worden om een exact profiel te kiezen.
In Nederland is geen ruimte voor discriminatie.
Het moet verboden worden dat de politie de nekklem gebruikt.
Schrijf de stelling in het midden van een a4-papier. Schrijf links drie argumenten voor de stelling.
Controleer met het woordje 'want' of je argumenten goed aansluiten.
Slide 6 - Tekstslide
Groepsopdracht (3 of 4 personen)
Kies een stelling:
Positieve discriminatie is goed.
Meisjes moeten meer gestimuleerd worden om een exact profiel te kiezen.
In Nederland is geen ruimte voor discriminatie.
Het moet verboden worden dat de politie de nekklem gebruikt.
Schrijf de stelling in het midden van een a4-papier. Schrijf rechts drie argumenten tegen de stelling.
Controleer met het woordje 'maar' of je argumenten goed aansluiten.
Bedenk bij ieder tegenargument een weerlegging. Controleer met het woordje 'echter'.
Slide 7 - Tekstslide
Hierna tweede les
Slide 8 - Tekstslide
Boekopdracht
Deadline aanstaande vrijdag
Even over de les van vrijdag.......
Slide 9 - Tekstslide
Zou je het interessant vinden als Ella Marjon over +- 2 maanden nog langskomt om te vertellen over haar boeken/ het schrijven en jullie vragen te beantwoorden?
😒🙁😐🙂😃
Slide 10 - Poll
Schrijven terugblik
Vorige les: geoefend met argumentatie opbouwen
Deze les: Hoe schrijf je aantrekkelijk (en dus overtuigender)
Wat wordt ook alweer bedoeld met gevarieerd schrijven? Waar kan je in variëren?
Slide 12 - Tekstslide
Gevarieerd schrijven
Slide 13 - Woordweb
Gevarieerd schrijven
Zinslengte afwisselen
Zinsdeelvolgorde afwisselen (ondw, pv, ....) De politie is afgelopen jaar meer dan 10.000 keer geconfronteerd met agressie en geweld. (Eerste deel krijgt de nadruk.)
Woordkeuze afwisselen - synoniem (opa - grootvader); - verwijswoord (opa - hij); - omschrijving (opa - de oude man).
Slide 14 - Tekstslide
Overtuigend schrijven (blz. 201)
In een betogende tekst moet het taalgebruik aansluiten bij het doel: de lezer overtuigen.
Formuleer gevarieerd. (zie schrijven h2)
Formuleer helder, gebruik signaalwoorden in je argumentatie.
Formuleer beeldend. (Gebruik voorbeelden)
Formuleer zelfverzekerd (niet: isschien, wellicht, eventueel, zou kunnen)
Formuleer persoonlijk (gebruik zoveel mogelijk actieve zinnen).
Slide 15 - Tekstslide
Actieve zinnen: bedrijvende en lijdende zinnen
Gebruik voor een levendige tekst actieve zinnen: het onderwerp voert de actie uit.
Slide 16 - Tekstslide
Actieve zinnen: bedrijvende en lijdende zinnen
Voorbeeldzin:
Tim wordt na de wedstrijd opgehaald door zijn moeder.
Bedrijvend of lijdend?
Slide 17 - Tekstslide
Actieve zinnen: bedrijvende en lijdende zinnen
Voorbeeldzin:
Tim wordt na de wedstrijd opgehaald door zijn moeder.
Hoe maak je de zin actief/bedrijvend? (tip: gebruik geen 'worden')
Slide 18 - Tekstslide
Actieve zinnen: bedrijvende en lijdende zinnen
Een actieve zin is minder afstandelijk en formeel.
Slide 19 - Tekstslide
Overtuigend schrijven (blz. 201)
In een betogende tekst moet het taalgebruik aansluiten bij het doel: de lezer overtuigen.
Formuleer gevarieerd. (zie schrijven h2)
Formuleer helder, gebruik signaalwoorden in je argumentatie.
Formuleer beeldend. (Gebruik voorbeelden)
Formuleer zelfverzekerd (niet: isschien, wellicht, eventueel, zou kunnen)
Formuleer persoonlijk (gebruik zoveel mogelijk actieve zinnen).
Slide 20 - Tekstslide
Oefenen Schrijven 3.4
Havo
Maak online opdracht 6, 7, 9 en 10
Vwo
Maak online opdracht 6, 9, 11 en 13
(Huiswerk voor donderdag)
Straks nog het woord van de week :)
Slide 21 - Tekstslide
Woord van de week
Havo
Begeren: zeer sterk verlangen iets te willen bezitten
Vwo
Evident: overduidelijk, vanzelfsprekend
Slide 22 - Tekstslide
Woord van de week
Havo
Begeren: zeer sterk verlangen iets te willen bezitten
Vwo
Evident: overduidelijk, vanzelfsprekend
Slide 23 - Tekstslide
Bedenk een zin met het woord begeren (of evident) waaruit de betekenis van het woord blijkt.