In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Les 1 - Schrijven en spelen
Sprookje anders
Log in met een duo:
Slide 1 - Tekstslide
Sprookje anders
Je krijgt les in het schrijven van een verhaal.
Dit verhaal schrijf je in scriptvorm dat je zelf uiteindelijk, over een paar weken, ook gaat spelen.
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Ik kan uitleggen wat een protagonist en een antagonist is.
Ik kan uitleggen wat een plotvraag is.
Ik kan de protagonist, antagonist en de plotvraag herkennen in een verhaal en deze benoemen.
Ik kan bovenstaande begrippen toepassen op mijn eigen Sprookje Anders.
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een plot?
A
De inhoud van het verhaal
B
De structuur van het verhaal
C
Het einde van het verhaal
D
Het hoofdpersonage van het verhaal
Slide 4 - Quizvraag
Plot
De plot is de opeenvolging van gebeurtenissen in een verhaal.
Het is dus tegelijkertijd de inhoud en de structuur.
Het hebben van een goed plot is belangrijk, omdat het anders voor de lezer/kijker moeilijk te begrijpen is.
Als de lezer/kijker iets niet begrijpt, haakt hij of zij sneller af.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is een protagonist?
A
Iemand die tijdens het stuk verdwijnt
B
Die- of datgene waar het verhaal om draait
C
Een personage dat alleen aan het einde voorkomt
D
Het personage dat de antagonist tegenwerkt
Slide 6 - Quizvraag
Protagonist
De protagonist is het personage of datgene waar het verhaal om draait.
In een goed verhaal wil de protagonist iets bereiken.
Dat wat diegene wil bereiken heet het streven (doel).
Slide 7 - Tekstslide
Wat is een antagonist?
A
De weerstand van de protagonist
B
Een ander woord voor iemand die steelt
C
Iemand die de personages aankondigt
D
Het personage waar het verhaal om draait
Slide 8 - Quizvraag
Antagonist
De antagonist is de weerstand van de protagonist.
De antagonist werkt de protagonist (bewust of onbewust) tegen in wat het wil bereiken.
Een antagonist hoeft niet altijd een mens te zijn. Het kan ook een dier zijn, een object of een situatie.
Slide 9 - Tekstslide
Oefening 1
Maak de sleepvraag en sleep de juiste afbeeldingen naar de juiste kant.
Slide 10 - Tekstslide
PROTAGONIST
ANTAGONIST
Slide 11 - Sleepvraag
Conflict en weerstand
Doordat de protagonist en de antagonist beiden iets anders willen of doen ontstaat er een conflict.
De antagonist is vaak de weerstandvan de protagonist. Die zorgt ervoor dat de protagonist moeilijk kan bereiken wat hij wil.
Zonder weerstand is een verhaal niet interessant om te lezen of naar te kijken.
Slide 12 - Tekstslide
Wat is de plotvraag?
A
De vraag die je stelt bij een plot
B
De vraag waarom er een plot is
C
De vraag die de lezer/kijker bezig houdt
D
De moeilijkste vraag van een quiz
Slide 13 - Quizvraag
Plotvraag
In een plot zit vaak een plotvraag: wat wil het publiek weten?
Dit is de vraag die de lezer/kijker nieuwsgierig moet houden. Als je nieuwgierig bent naar de afloop van een verhaal, blijf je lezen of kijken.
Maak de plotvraag zo specifiek mogelijk!
Slide 14 - Tekstslide
Plotvraag
Niet-specifiek:
Komt het goed?
Eindigen ze samen?
Wie is de dader?
Specifiek:
Zal Lisa trouwen met Daan?
Wordt het voetbalteam kampioen van de regio?
Wie heeft de overval op de plaatselijke supermarkt gepleegd?
Slide 15 - Tekstslide
Oefening 2
Kijk het filmpje en bedenk ondertussen:
-> Wie of wat de protagonist is.
-> Wie of wat de antagonist is.
-> Wat de weerstand is, die het conflict veroorzaakt.
-> Wat de plotvraag is: waar ben je als publiek benieuwd naar?
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Wie of wat is de protagonist?
Slide 18 - Woordweb
Wie of wat is de antagonist?
Slide 19 - Woordweb
Wat is de weerstand die het conflict veroorzaakt?
Slide 20 - Woordweb
Wat is de plotvraag uit het filmpje van de archeoloog?
Slide 21 - Open vraag
Zelf aan de slag: voor 12:30 inleveren!
Jullie gaan volgende week beginnen met een script schrijven aan de hand van een sprookje. MAAR: jullie gaan er eerst minimaal 3 dingen opvallend aan veranderen. Jullie maken het sprookje dus anders.
De scène moet uiteindelijk met je groepsleden gespeeld kunnen worden. Dus zorg voor evenveel personages als groepsleden en verdeel het zo dat iedereen ongeveer evenveel te doen heeft.
Maak groepjes van 3 of 4 personen en bedenk alvast welk sprookje jullie gaan veranderen. Eén sprookje mag niet: Roodkapje.
Slide 22 - Tekstslide
Zelf aan de slag (huiswerk)
Via SomToday vind je een werkblad. Jullie krijgen er ook eentje geprint, als groepje. Deze vullen jullie samen in, over jullie eigen gekozen sprookje dat jullie dus anders gaan maken.
Lever het ingevulde werkblad ONLINE in voor 12:30.