Op de zwemmer hiernaast werken vier krachten. Welke kracht helpt de zwemmer om vooruit te komen?
A
Stuwkracht
B
Opwaartse kracht
C
Zwaartekracht
D
Weerstand van het water
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo k, g, t, havoLeerjaar 2
In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Op de zwemmer hiernaast werken vier krachten. Welke kracht helpt de zwemmer om vooruit te komen?
A
Stuwkracht
B
Opwaartse kracht
C
Zwaartekracht
D
Weerstand van het water
Slide 1 - Quizvraag
Op de zwemmer hiernaast werken vier krachten. Door welke kracht blijft de zwemmer drijven?
A
Stuwkracht
B
Opwaartse kracht
C
Zwaartekracht
D
Weerstand van het water
Slide 2 - Quizvraag
Koppel de plaatjes met de bijbehorende kracht!
Zwaartekracht
Motorkracht
Windkracht
Waterkracht
Veerkracht
Slide 3 - Sleepvraag
Herhaling! Wat was het ook al weer? Koppel de juiste combinaties met elkaar.
Grootheid
Eenheid
Symbool
Kracht
Newton
F (van het Engelse woord Force)
Slide 4 - Sleepvraag
Hiernaast zie je een foto van een wielrenner die een tijdrit rijdt. Welke tegenwerkende krachten probeert de wielrenner zo klein mogelijk te maken?
Slide 5 - Open vraag
Welke drie dingen maken deze wielrenner zo aerodynamisch mogelijk? (wat heeft hij gedaan om zo min mogelijk last te hebben van de weerstandskrachten?)
Slide 6 - Open vraag
Hiernaast staan een Ford-rallywagen uit 1980 (links) en een rallywagen uit 2015 (rechts). Deze auto’s zijn allebei bedoeld om zo hard mogelijk door de woestijn te crossen. Toch zijn er duidelijke verschillen te zien. Als beide auto’s even hard rijden, welke zal dan de minste luchtweerstand hebben? Leg uit!
Slide 7 - Open vraag
Wanneer je met constante snelheid fietst trap je alleen maar om de wrijvingskracht op te heffen. Bij versnellen of vertragen heb je kracht nodig.
Bekijk de afbeelding hiernaast. Zal deze persoon op de fiets versnellen, vertragen of met een constante snelheid rijden..? Leg uit!
Slide 8 - Open vraag
Bekijk de afbeelding hiernaast. Op persoon 1 en 2 werken verschillende krachten, deze zijn als een pijl getekend. Leg voor persoon 1 en 2 uit of zij zullen versnellen, vertragen, constant rijden of remmen.
Slide 9 - Open vraag
De trapkracht van een fietser is 90 N. De luchtweerstand is 45 N en de rolweerstand is 16 N. a. Bereken de nettokracht op deze fietser. b. Wat kun je zeggen over de beweging van deze fietser?
Slide 10 - Open vraag
Bereken de nettokracht: Een motor rijdt over de weg, de motorkracht is 800 N, de rolweerstand per wiel is 75 N en de luchtweerstand is 225 N. Geef je berekening.