2.2 Data verzamelen havo 4

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning van vandaag:

Wij behandelen vandaag de laatste twee theorieën van paragraaf 2.2: Data verzamelen

Slide 2 - Tekstslide

 2.2 Data verzamelen
Dit leer je:


  • meetniveau van een kwalitatieve variabele: ordinaal of nominaal.
  • Bij kwantitatieve variabelen horen: discrete en continue variabele

Slide 3 - Tekstslide

De fasen in de statistische cyclus

Slide 4 - Tekstslide

Variabelen
In de statistiek heten de kenmerken die je onderzoekt variabelen, omdat ze verschillende waarden kunnen aannemen.
Dit kunnen getallen zijn, meetbare gegevens oftewel kwantitatieve variabelen. 
Maar dit kan bijvoorbeeld ook een eigenschap zijn zoals kleur  of een naam. Dit noemen we kwalitatieve variabelen.

Slide 5 - Tekstslide

Wat voor variabele is

Geslacht
A
Kwalitatief
B
Kwantitatief

Slide 6 - Quizvraag

Wat voor variabele is

Leeftijd in jaren
A
Kwalitatief
B
Kwantitatief

Slide 7 - Quizvraag

Wat voor variabele is

Profiel in de bovenbouw
A
Kwalitatief
B
Kwantitatief

Slide 8 - Quizvraag

Wat voor variabele is

gewicht van een paasei
A
Kwalitatief
B
Kwantitatief

Slide 9 - Quizvraag

Wat voor variabele is

lidmaatschapsnummer
A
Kwalitatief
B
Kwantitatief

Slide 10 - Quizvraag

Noteer theorie in je schrift!

Kwalitatieve variabele:
variabelen die een eigenschap geven, hiermee kun je geen verschillen uitrekenen.

je hebt twee meetniveaus van een kwalitatieve variabele:



Slide 11 - Tekstslide

Noteer theorie in je schrift!

Kwalitatieve variabele:
variabelen die een eigenschap geven, hiermee kun je geen verschillen uitrekenen.

je hebt twee meetniveaus van een kwalitatieve variabele:

Ordinaal niveau:
er is een duidelijke volgorde.


Nominaal niveau:
de volgorde is niet van belang.


Slide 12 - Tekstslide

Kwalitatieve variabelen  Ordinaal
Een ordinaal kenmerk heeft een volgorde of rangorde, zoals schoolniveau, aantal sterren in een recensie en tevredenheid.

Slide 13 - Tekstslide

Kwalitatieve variabelen - Nominaal
Een nominaal kenmerk heeft geen volgorde, zoals geslacht, politieke voorkeur en sportclub.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Bloedgroep
A
Nominaal
B
Ordinaal

Slide 16 - Quizvraag

Kwaliteit van een hotel: aantal sterren
A
Nominaal
B
Ordinaal

Slide 17 - Quizvraag

Favoriete band
A
Nominaal
B
Ordinaal

Slide 18 - Quizvraag

Klaar? maak 25, 27, 28


Bij kwalitatieve variabelen:
Nominaal: volgorde niet van belang
Ordinaal: volgorde van belang

Slide 19 - Tekstslide

Noteer theorie in je schrift!
Bij kwantitatieve variabelen maken we onderscheid in discrete variabele en continue variabele

Discrete variabele:
tussenliggende waarden niet mogelijk.


Continue variabele:
alle tussenliggende waarden mogelijk.

Slide 20 - Tekstslide

De volgende kwantitatieve variable is...

Het aantal appels aan een boom
A
Discreet
B
continu

Slide 21 - Quizvraag

De volgende kwantitatieve variable is...

het gewicht van de appels aan een boom
A
Discreet
B
continu

Slide 22 - Quizvraag

De volgende kwantitatieve variable is...

rapportcijfer
A
Discreet
B
continu

Slide 23 - Quizvraag

Kies bij elke variabele: 
- kwalitatief of kwantitatief
- nominaal, ordinaal, discreet, 
continu

Vul in op het blaadje!

Slide 24 - Tekstslide

Favoriete band: Kwalitatief, nominaal

Aanschafprijs iPhone: Kwantitatief, continu

Bloedgroep: Kwalitatief, nominaal

Maximale windsnelheid: Kwantitatief, continu

Huisnummer: Kwalitatief, nominaal

Kwaliteit docent: Kwalitatief, ordinaal (bijvoorbeeld als het gemeten wordt op een schaal van slecht tot uitstekend)

Slide 25 - Tekstslide

Examenvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Aan het werk
Maken:




Klaar? alles nakijken op de laptop

Slide 28 - Tekstslide


Slide 29 - Open vraag