H22 VR 14-3-2025

H22 VR 14-3-2025
Welkom! ---> Kauwgom in de prullenbak!
  • Presentaties
  • Uitleg theorie
  • Huiswerk was: Lezen groene theorie blz 256 en maken opdr 1 tm 3 blz 256/ 257.
  • Nakijken huiswerk
  • Maken opdr 4 en 5 blz 257
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H22 VR 14-3-2025
Welkom! ---> Kauwgom in de prullenbak!
  • Presentaties
  • Uitleg theorie
  • Huiswerk was: Lezen groene theorie blz 256 en maken opdr 1 tm 3 blz 256/ 257.
  • Nakijken huiswerk
  • Maken opdr 4 en 5 blz 257

Slide 1 - Tekstslide

Hoe schrijf je?
Tussenletters in samenstellingen (twee woorden die aan elkaar zijn geplakt).

Schrijf je groentesoep of groentensoep en pannekoek of pannenkoek?


Slide 2 - Tekstslide

Doel van deze les

Je leert hoe je tussenletters in 
samenstellingen schrijft.

Twee woorden aan elkaar geplakt noem je een samenstelling en schrijf je met een -(e)n, -e of -s.


Slide 3 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen

Slide 4 - Tekstslide

Tussenletter in samenstellingen

Slide 5 - Tekstslide

Waarom heeft de samenstelling geen tussenletter -en?
huilebalk
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling geen tussenletter -en?
blindedarm
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Quizvraag

Tussenletter in samenstellingen

ontbijt + buffet
A
wel een tussen-s ontbijtsbuffet
B
geen tussen-s ontbijtbuffet

Slide 8 - Quizvraag

Tussenletters in samenstellingen

kat + kop
betekenis: klier
A
wel een tussen-n kattenkop
B
geen tussen-n kattekop

Slide 9 - Quizvraag

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
groentesoep
B
groentensoep
C
groentessoep

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer komt er een -(e)n-?
Als het eerste deel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -en heeft, schrijf je -en- tussen de woorden.
Boekenbon
Paardenstal
Tomatensoep

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf geen -(e)n- (maar soms wel -e)
  1. - Het eerste deel heeft geen meervoud -> gerstebier.
  2. - Het eerste deel verwijst naar iets waar er maar één van is -> maneschijn, Koninginnedag.
  3. - Het eerste deel heeft (ook) een meervoud op -s: (postcode, postcodes) -> postcodeboek, groentewinkel.
  4. - Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord ->rijkelui, brekebeen.
  5. - Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord -> beresterk, reuzeleuk.

Slide 12 - Tekstslide

Hoe schrijf je dit woord
A
Zonnebril
B
Zonnenbril

Slide 13 - Quizvraag

seconde + wijzer =
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 14 - Quizvraag

rogge + brood =
A
roggenbrood
B
roggebrood

Slide 15 - Quizvraag

spin + web=
A
spinnenweb
B
spinneweb

Slide 16 - Quizvraag

dronken + lap =
A
dronkenlap
B
dronkelap

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer gebruik je tussenletters EN
A
Alleen als het eerste woord een meervoud heeft op EN
B
Alleen als het eerste woord ergens over gaat waar maar 1 van is
C
Als je het hoort
D
Als je het ziet

Slide 18 - Quizvraag

Welke samenstelling schrijf je met een of meer tussenletters?
A
zang + stem
B
passagier + schip
C
toilet + bril
D
breedte + maat

Slide 19 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
dieptepunt
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 20 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
reuzegroot
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 21 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
weidevogel
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 22 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
maneschijn
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 23 - Quizvraag

Tussenletter -s?

najaar...storm
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quizvraag

Tussenletters in samenstellingen

Krant + kop
A
geen tussen-n krantekop
B
wel een tussen-n krantenkop

Slide 25 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
maneschijn
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 26 - Quizvraag

Wanneer gebruik je tussenletters EN
A
Alleen als het eerste woord een meervoud heeft op EN
B
Alleen als het eerste woord ergens over gaat waar maar 1 van is
C
Als je het hoort
D
Als je het ziet

Slide 27 - Quizvraag

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
groentensoep
B
groentesoep

Slide 28 - Quizvraag

Tussenletter -s?

staat...schuld
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
beresterk
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 30 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling geen tussenletter -en?
huilebalk
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 31 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
breedtegraad
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 32 - Quizvraag

Huiswerk =
  • Leren groene theorie blz 256 + leren aantek:
  • Maken opdr 4 en 5 blz 257
  • Klaar? 
  • Trainen met deze opdracht online
  • Werken aan je presentatie
  • Lezen 

Slide 33 - Tekstslide