2.5 Celdeling + 2.7 Eencellige organismen

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Naleven regels...
- Plaatsnemen volgens plattegrond
- telefoons in telefoontas op nummer (gebruik=lesverwijdering!)
- Stappenplan:
  1: naam op bord
  2: streepje erachter = strafwerk
  3: 2-de streepje = lesverwijdering + uur nakomen
- Grensoverschrijdens gedrag? --> direct lesverwijdering!

Slide 2 - Tekstslide

Thema 2: Organen en cellen
Basisstof 5: Celdeling 7: Eencellige organismen

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk controle!!!
Hoe is het huiswerk gemaakt?
boek open op blz.103
Nog moeilijkheden?

Slide 4 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Huiswerk controle
Huiswerk noteren in je agenda
Lesdoelen
Uitleg thema 2, basisstof 5 en GL 7
Aan de slag!  



Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk 
Dinsdag 21 november 6e uur
Hele klas
 2.5 Lezen va blz. 107
        Maken 1-2-3-4-5-6- +7
GL 
2.7  Lezen va blz. 120
        Maken 1-2

timer
1:00

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoelen 2.5
Aan het einde van de les kan je....

  • De 4 stappen van een celdeling benoemen


Slide 7 - Tekstslide

Planten cel               Dierlijke cel

Slide 8 - Tekstslide

Planten cel               Dierlijke cel

Slide 9 - Tekstslide

Dit is een orgaan van de mens.
Tot welk orgaanstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het ademhalingsstelsel
B
Tot het bloedvatenstelsel
C
Tot het verteringsstelsel
D
Tot het zenuwstelsel

Slide 10 - Quizvraag

Heeft een plantencel een celwand
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag


Celkern
A
Onderdeel van een plantaardige cel
B
Onderdeel van een dierlijke cel
C
Beide

Slide 12 - Quizvraag

Aan welk orgaan van de plant zitten alle andere organen vast?
A
Wortel
B
Stengel
C
blad
D
bloem

Slide 13 - Quizvraag

Heeft een kip organen? En heeft een tulp organen?
A
Alleen een kip heeft organen
B
Alleen een tulp heeft organen
C
Een kip en een tulp hebben allebei organen
D
Geen van beide hebben organen

Slide 14 - Quizvraag

Heeft een kip organen? En heeft een worm organen?
A
Alleen een kip heeft organen
B
Alleen een worm heeft organen
C
Een kip en een worm hebben allebei organen
D
Geen van beide hebben organen

Slide 15 - Quizvraag

Een plantencel heeft een celkern
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Wat hebben plantaardige cellen dat dierlijke cellen niet hebben?
A
celkern
B
celwand
C
bladgroenkorrels
D
celplasma

Slide 17 - Quizvraag

Dieren hebben een celwand
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

Is dit een orgaan?
A
Ja!
B
Nee!

Slide 19 - Quizvraag

In veel cellen zit een celkern, de functie van deze celkern is:
A
zorgen voor stevigheid
B
zorgen voor fotosynthese
C
regelen van alles wat er in de cel gebeurt
D
zorgen voor transport

Slide 20 - Quizvraag

Uitleg basisstof 2.5 Cellen delen

Slide 21 - Tekstslide

Nieuwe cellen
De buitenste laag van je huid bestaat uit dode cellen. Elke dag verlies je er miljoenen.

In je huid ontstaan ook steeds nieuwe cellen.

 Daardoor blijft het aantal cellen in je huid ongeveer gelijk.

Cellen kunnen dus vervangen worden, dit gebeurt soms heel snel of duurt juist lang.

Slide 22 - Tekstslide

Dode cellen vervangen
 Elke seconde ontstaan wel een miljoen nieuwe cellen in je lichaam.

Nieuwe cellen vervangen dode cellen. 

De nieuwe cellen ontstaan door celdeling. 
Bij celdeling deelt één cel zich in tweeën. Daardoor ontstaan twee nieuwe cellen.

Slide 23 - Tekstslide

Celdeling 
Eenvoudige versie:

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Eén cel deelt zich. Hoeveel cellen zijn er na de deling?
A
Twee: de twee dochtercellen
B
Twee: de moedercel en de dochtercel
C
Drie: de moedercel en de twee dochtercellen
D
Drie: Twee moedercellen en een dochtercel

Slide 28 - Quizvraag

als je ouder wordt, stopt je celdeling.
A
Dit is waar
B
Dit is niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Wordt een cel na een deling groter door plasmagroei?
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de eerste stap van celdeling?
A
Kerndeling
B
Celdeling
C
Plasmagroei
D
Dochtercellen

Slide 31 - Quizvraag

18. In een cel ontstaan er twee kernen. Hoe noem je dit?
A
Celdeling
B
Kerndeling
C
Plasmagroei
D
Insnoering

Slide 32 - Quizvraag


Stelling:
Planten doen niet aan celdeling
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Zie je hier celdeling of celgroei?
A
celdeling
B
celgroei

Slide 34 - Quizvraag

Bij celdeling is de juiste volgorde:
A
celdeling - dochtercellen - plasmagroei - kerndeling
B
dochtercellen - plasmagroei - kerndeling - celdeling
C
kerndeling - celdeling - dochtercellen - plasmagroei
D
Cellen delen niet

Slide 35 - Quizvraag

Hoe worden dochtercellen net zo groot als de moedercel waaruit ze ontstaan?
A
door celdeling
B
door plasmagroei
C
door kerndeling

Slide 36 - Quizvraag

De celdeling begint bij 1 moedercel. Wat komt er uit deze moedercel uiteindelijk?
A
1 dochtercel
B
2 dochtercellen
C
3 dochtercellen
D
4 dochtercellen

Slide 37 - Quizvraag

Aan de slag! Thema 2.5
Wat?  Lezen: blz. 108 Maken: blz 115: Vragen 1-2-3-5-6-7
Hoe?   De eerste 5 minuten in stilte. Daarna mag je fluisteren met je buur.
Hulp?  Vragen aan je buur of de docent.
Tijd?  Tot 5 minuten voor het einde van de les
Uitkomst, wat doen we ermee? Aan het einde van de les wordt er iemand aangewezen om antwoord te geven op een huiswerkvraag.
Klaar? Maak online de test-je-zelf thema 2.5
               



timer
10:00

Slide 38 - Tekstslide

Lesdoel 2.7 Eencellige organismen
Aan het einde van de les kan je..

...Uitleggen dat organismen kunnen bestaan uit één cel met daarin één voorbeeld.

Slide 39 - Tekstslide

Eencellig

Er bestaan dierlijke organismes die maar uit 1 cel bestaan.

Dit zijn eencellige organismes
Voorbeelden : amoebe en pantoffeldiertje

Slide 40 - Tekstslide

Eencellige?
  • Mensen bestaan uit heel veel cellen.
  • Er zijn ook organismen die uit 1 cel bestaan → eencelligen.
  • Eencelligen hebben alle levenskenmerken!
  • De cel kan dus ademhalen, voeden, uitscheiden, waarnemen, bewegen, voortplanten en groeien.
  • amoebe en het pantoffeldiertje.

Slide 41 - Tekstslide

Amoebe
Een amoebe heeft een celmembraam en een celkern. Hij is een soort eencellige dier.

De amoebe beweegt door het cytoplasma te verplaatsen in zijn schijnvoetje. de inhoudt van de amoebe verplaats zich zo.

Slide 42 - Tekstslide

0

Slide 43 - Video

Amoebe
  • Beweegt met schijnvoetjes (pseudopodia).
  • Amoeben eten bacteriën (door ze te omsluiten).
  • Vertering gebeurt in de voedingsvacuole (tijdelijke maag)

Slide 44 - Tekstslide

Pantoffeldiertje
Ook het pantoffeldiertje heeft een celmembraam en een celkern

Aan de buitenkant van het pantoffeldiertje zitten trilharen. Deze trillen in een golfbeweging door de vloeistof heen en zo beweegt hij.

Slide 45 - Tekstslide

Bouw

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video

Aan de slag! Thema 2.7
Wat?  Lezen: blz. 120 Maken: blz 123: Vragen 1-2
Hoe?   De eerste 5 minuten in stilte. Daarna mag je fluisteren met je buur.
Hulp?  Vragen aan je buur of de docent.
Tijd?  Tot 5 minuten voor het einde van de les
Uitkomst, wat doen we ermee? Aan het einde van de les wordt er iemand aangewezen om antwoord te geven op een huiswerkvraag.
Klaar? Maak online de test-je-zelf thema 2.7
               



timer
10:00

Slide 48 - Tekstslide