Verbes -ER

Bonjour à tous et toutes
Les devoirs (à noter!) pour mardi le 3 novembre

- lezen Praktische Grammatica p.10, maken opdracht A en B p.11 
--> vervoegen van avoir en être in de o.t.t.


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bonjour à tous et toutes
Les devoirs (à noter!) pour mardi le 3 novembre

- lezen Praktische Grammatica p.10, maken opdracht A en B p.11 
--> vervoegen van avoir en être in de o.t.t.


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Au programme aujourd'hui:

Ce qu'on va faire:                                             Objectifs
 
- répéter les verbes en -er                        - je weet hoe je werkwoorden op -er  dans 3 temps verbaux                                 kunt vervoegen in 3 tijden in het FR
- répéter les règles de                                - je kent de regels voor het maken
construction pour 3 temps                        van deze werkwoordtijden 
verbaux                                                             - je kunt deze regels schriftelijk toe-
                                                                              passen om werkwoorden te vervoegen
                                                                            
                                                                                

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke werkwoordtijden ken je allemaal?
Overleg met je buur. Antwoord in het Frans

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

En résumé: 5 temps verbaux
1) Le présent
2) L'imparfait
3) Le passé composé
4) Le futur
5) Le conditionnel 

--> Pour les verbes en -er

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le présent. Weet jij de juiste vervoegingen?
''Je ... de la guitare mais mes soeurs ... de la clarinette

A
joues, jouent
B
joue, jouent
C
joue, jouez

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Le présent des verbes en -er
Nous avons conjugué le verbe ''jouer''.

Répétition à l'oral: Tu joues quel instrument? Réponds en français. 
 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le présent: règle de construction
Werkwoorden die eindigen op -er:

Stap 1: Vind de stam-> hele werkwoord min -er
parler   - er = parl (stam)








Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de stam van:
danser, nager?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

      Je                         +e             Je parle
        Tu                         +es          Tu parles
    Il/elle/on           +e             Il parle
                  Nous                  +ons        Nous parlons
               Vous                  +ez            Vous parlez
           Ils/elles            +ent         Ils parlent
Chanter - habiter - regarder - écouter - danser - marcher

stap 2: de uitgangen zet je achter de stam!

Slide 9 - Tekstslide

mondeling de werkwoorden onderin bij langs gaan. Leerlingen moeten mij verbeteren. Ik zeg hem in de infinitief. 

Naam leerling + tu marcher 
Om de présent af te sluiten:

Stap 1 voor het maken van de présent is:
A
uitgang erachter zetten
B
Hele werkwoord + uitgang
C
hele werkwoord min -er, dan krijg je de stam
D
de stam opzoeken door hele werkwoord min -r

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

L'imparfait: introduction
Wat: L'imparfait is de onvoltooid verleden tijd. Wat moet je je daarbij voorstellen?

-->Nederlands: Ik hoopte, ik gaapte, jij nieste, wij niesten

--> Frans: stam + uitgangen
                  : stam = de stam van nous in de présent. 
                  Kun jij de imparfait herkennen in de volgende tekst? 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extrait de ''Conversations avec mon chat''
Een vrouw overdenkt een ontmoeting die ze gaat hebben met de man die haar  bedrogen heeft. Noteer alle werkwoorden waarvan jij denkt dat ze in de imparfait staan:

C'était un rendez-vous avec la vérité et la justice, bien sûr, mais au fond et surtout, pour moi, c'était une vengeance. À ce stade, il ne me restait plus que ça, la vengeance, et il fallait faire mouche, porter une estocade brutale. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extrait de ''Conversations avec mon chat''
Een vrouw overdenkt een ontmoeting die ze gaat hebben met de man die haar  bedrogen heeft. Noteer alle werkwoorden waarvan jij denkt dat ze in de imparfait staan:

C'était un rendez-vous avec la vérité et la justice, bien sûr, mais au fond et surtout, pour moi, c'était une vengeance. À ce stade, il ne me restait plus que ça, la vengeance, et il fallait faire mouche, porter une estocade brutale. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

L'imparfait: règle de construction
Alle uitgangen in het tekstje
waren ait

Naast -ait heb je: --> --> -->

Die uitgangen zet je na de stam.
Stam = nous-vorm van de présent



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Correct ou incorrect?
Ma grand-mère habiterait à Vancouver
A
correct
B
incorrect

Slide 15 - Quizvraag

Waarom is dit fout? 
Elle habiterait --> de stam is fout. Verbeter dit door de juiste stam te gebruiken. Dus ''elle........''

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel dat je meerdere oma's had die in Vancouver woonden. Welke uitgang moet je dan gebruiken?
Elles... à Vancouver.
A
habitaient
B
habitions
C
habitait

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé: introduction
Wat: De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd. Wat moet je je daarbij voorstellen?

-->Nederlands: Ik heb gehoopt; jij hebt gegeten; ik ben gebleven

Question 1: hoeveel werkwoorden in de NL voorbeelden?
Question 2: wat zijn de 2 hulpwerkwoorden in de voorbeelden?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé: règle de construction
De hulpwerkwoorden in NL: hebben en zijn
De hulpwerkwoorden in FR: avoir et être

Dus de passé maak je met:
1) avoir + voltooid deelwoord 
2) être + voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord van ww op -er: passer - er --> pass --> passé

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord van ww op -er = altijd stam + é 
Maar weet je nog hoe je avoir vervoegd?

Slide 20 - Tekstslide

zoek de persoon bij de vervoeging